Lesson 4 (2)

Today 
  1. WRTS time
  2. Homework check
  3. Grammar: bezittelijke voornaamwoorden & tags.
  4. (home)work
  5. Looking back
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Today 
  1. WRTS time
  2. Homework check
  3. Grammar: bezittelijke voornaamwoorden & tags.
  4. (home)work
  5. Looking back

Slide 1 - Tekstslide


Aan het einde van deze les..

  1.  .. weet je hoe je bezittelijke voornaamwoorden in het Engels moet gebruiken.
  2. .. weet je wat tags zijn. 
  3. .. heb je kennis gemaakt met de words lesson 4. 



Slide 2 - Tekstslide

timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

1. Homework check

Homework was:
  • exc. 39/40/41 
  • Unit 6, lesson 2: practise more, vocab 1 / vocab 2
     vocab 3 
     phrases 1 / phrases 2/ phrases 3 / phrases 4 (online)

Please, open p.125

Check together:
exc. 40/41

Slide 4 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden & tags
Please, take out your notebook

Slide 5 - Tekstslide

Question tags
Neem deze zinnen over in je schrift:

  • You like pizza, don't you?
  • The Netherlands won the match, didn't they? 
  • She can't come tonight, can she?




Slide 6 - Tekstslide

Wat valt op? 

  • You like pizza, don't you?
  • The Netherlands won the match, didn't they?
  • Tessa can't come tonight, can she?

Slide 7 - Tekstslide

Question tags

Wanneer?
  • Als je in het Engels vraagt om 'bevestiging'. 
  • In het NL dan vaak:  hè, toch, nietwaar?





  • Is het werkwoord vóór de komma bevestigend, dan wordt de tag ná de komma ontkennend: 
    You like (+) pizza, don't (-)you?
  • Is het werkwoord voor de komma ontkennend, dan wordt de tag ná de komma bevestigend:
    Tessa can't (-) come tonight, can(+) she?
Hoe?
             + wordt -
   en
              - wordt +

Slide 8 - Tekstslide

Let op!
  • Vormen van het werkwoord 'to be' herhaal je in de tag:
     She isn't (-)angry, is(+) she?
  • Dat geldt ook voor hulpwerkwoorden (can, could, will, would, should, have):
    You have(+) done your homework, haven't(-) you? 
  • Bij alle andere werkwoorden gebruik je in de tag de juiste vorm van 'to do'.
    They need(+) some spare time, don't (-) they?
  • Ook het onderwerp komt altijd in de tag terug. Je gebruikt daarvoor een persoonlijk voornaamwoord of 'there':
    The Netherlands won the match, didn't they?
  • Tot slot: kijk altijd goed naar de tijd waarin het werkwoord staat. 

Slide 9 - Tekstslide

Vul de juiste tag in..
You will be home early, ...

Slide 10 - Open vraag

Vul de juiste tag in:
He took you home, ...

Slide 11 - Open vraag

Vul de juiste tag in:
The Netherlands won't play tonight, ...

Slide 12 - Open vraag

Vul de juiste tag in:
You aren't going to be there, ...

Slide 13 - Open vraag

possessive pronouns

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

5. (Home)work


Friday,  June 16th:
Maken:
  • exc. 42/43/44 (p.127/128)
  • Unit 6, lesson 4: practise more: vocab, grammar & phrases only (online)

Reminder:
  • 23 juni: vocab test unit 1 t/m 6
  • 30 juni: skills test unit 5 & 6

  • Voor jezelf
  • In stilte
  • Tijd tot afsluiting van de les.
  • Muziek mag
  • Klaar? WRTS / Read Theory / Write & improve

Slide 16 - Tekstslide


What have you learnt this lesson? Name at least two things.

Slide 17 - Open vraag