Is het werkwoord vóór de komma bevestigend, dan wordt de tag ná de komma ontkennend: You like (+) pizza, don't (-)you?
Is het werkwoord voor de komma ontkennend, dan wordt de tag ná de komma bevestigend: Tessacan't (-)come tonight, can(+) she?
Hoe?
+ wordt -
en
- wordt +
Slide 8 - Tekstslide
Let op!
Vormen van het werkwoord 'to be' herhaal je in de tag: She isn't (-)angry, is(+) she?
Dat geldt ook voor hulpwerkwoorden (can, could, will, would, should, have): Youhave(+) done your homework, haven't(-) you?
Bij alle andere werkwoorden gebruik je in de tag de juiste vorm van 'to do'. Theyneed(+)some spare time, don't (-) they?
Ook het onderwerp komt altijd in de tag terug. Je gebruikt daarvoor een persoonlijk voornaamwoord of 'there': The Netherlands won the match, didn'tthey?
Tot slot: kijk altijd goed naar de tijd waarin het werkwoord staat.
Slide 9 - Tekstslide
Vul de juiste tag in.. You will be home early, ...
Slide 10 - Open vraag
Vul de juiste tag in: He took you home, ...
Slide 11 - Open vraag
Vul de juiste tag in: The Netherlands won't play tonight, ...
Slide 12 - Open vraag
Vul de juiste tag in: You aren't going to be there, ...
Slide 13 - Open vraag
possessive pronouns
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
5. (Home)work
Friday, June 16th:
Maken:
exc. 42/43/44 (p.127/128)
Unit 6, lesson 4: practise more: vocab, grammar & phrases only (online)
Reminder:
23 juni: vocab test unit 1 t/m 6
30 juni: skills test unit 5 & 6
Voor jezelf
In stilte
Tijd tot afsluiting van de les.
Muziek mag
Klaar? WRTS / Read Theory / Write & improve
Slide 16 - Tekstslide
What have you learnt this lesson? Name at least two things.