Vraag van de dag P3 vragen en antwoorden (voorbereiding SE-toets)

  VRAAG VAN DE DAG
vragen en antwoorden
               P3
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijshavoLeerroute HLeerjaar 5

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

  VRAAG VAN DE DAG
vragen en antwoorden
               P3

Slide 1 - Tekstslide

dit is de versie die je op het bord toont.
Bijna iedere les nemen we ca. 7 minuten de tijd om 1 vraag te beantwoorden. Per les worden er vragen voorgelegd uit meerdere categorieën.
In deze lesson up maak je per les je vraag.

We beginnen de eerste keer in categorie A. Heb je hem goed dan mag je de volgende les categorie B doen. Heb je die goed dan gaan je de volgende keer naar categorie C.
Natuurlijk hoop ik dat iedereen na een aantal vragen in een hogere categorie terecht komt met een hogere moeilijkheidsgraad.

Heb je de vraag fout of een gedeelte van de vraag dan blijf je in deze categorie.
De moeilijkheid zit hem niet alleen in de diepgang van de vraag maar ook in de wijze van beantwoording.

Heb je niet genoeg kennis om de vraag te beantwoorden, dan gebruik je je boek of aantekeningen erbij


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

•    inzicht te krijgen in de soorten examenvragen
•    inzicht te krijgen welke vragen jij op dit moment
      aan kan
•    inzicht te krijgen in hoeverre jij de stof hebt begrepen.
•    door oefening op een hoger niveau te komen
•    oefenen met het geven van gewenste
      examenantwoorden
                                   DOELEN:

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Op het examen is een juiste formulering  van groot belang. Herhaal bijvoorbeeld een stukje uit de vraag dat zet je als het ware in de goede richting. Ook is het dan moeilijker om een heel ander antwoord dan het gevraagde te geven.

Je gaat de vragen dan ook beantwoorden zoals je op het examen zou doen. Dus een goede formulering en met volzinnen.

                                 BEANTWOORDING

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Je krijgt de laatste 2 minuten van de les het antwoord te zien. Beoordeel jezelf en zet bij de Analyse je opmerkingen. Wat heb je verkeerd gedaan waar moet je op letten etc.

Wist je het antwoord op de vraag of heb je het opgezocht en daarna geformuleerd?

                                         ANALYSE

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a. cognitie (komt niet op het examen voor)
b. cognitie op volgens examennormen
c. verbanden, makkelijkste vraag soort die op het examen voor komt
d. idem op volgens examenwijze
e. verdekt meerledige vragen
f. idem volgens examenwijze
g. bronelementen
h: idem volgens examenwijze
                                   CATEGORIEËN:

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 1
categorie A
Hoe noemen we de periode waarin een kritische houding ontstond tegenover geloof en traditie en een groot vertrouwen in de mogelijkheid de wereld rationeel te doorgronden?


Slide 7 - Tekstslide

Leg uit dat dit de makkelijkste vraagsoort is en dat deze niet op het examen is terug te vinden.

A: mag op alle manieren beantwoord worden.
antwoord vraag 1
categorie A
De Verlichting
Categorie B:
De periode waarin een kritische houding ontstond tegenover geloof en traditie en een groot vertrouwen in de mogelijkheid de wereld rationeel te doorgronden noemen we de Verlichting.

Slide 8 - Tekstslide

We beginnen bij C/D omdat je

Bij C: voorbeeld van een antwoord zoals lln dat vaak laten zien.

Bij B gaat het dus om een examenwenselijk antwoord en daar willen we een stukje van de vraag in het antwoord terug zien.

vraag 2
A/B Wat is de benaming voor de beweging die streeft naar de afschaffing van de slavenhandel en slavernij.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

antwoord vraag 2
A: Dat is abolitionisme
B: De benaming voor de beweging die streeft naar de afschaffing van de slavenhandel en slavernij is het abolitionisme

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 3
B: Hoe noemen we de overtuiging dat logisch en verstandelijk redeneren de zuiverste bron van kennis is?
C/D: Leg uit wat het verband is tussen het humanisme en de wetenschappelijke revolutie.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

antwoord vraag 3
B: de overtuiging dat logisch en verstandelijk redeneren de zuiverste bron van kennis is noemen we rationalisme
C: Het humanisme zorgde voor een kritische houding waardoor zij gingen twijfelen aan teksten uit de Oudheid en zelf onderzoeken. Tijdens de wetenschappelijke revolutie ontstond het empirisme o.a. door de kritische houding van zelf dingen willen onderzoeken.
D: Het verband is tussen het humanisme en de wetenschappelijke revolutie is dat in de Renaissance het humanisme zorgt voor een kritische houding op kennis uit de Oudheid. Ze gaan zelf de teksten onderzoeken. Deze houding vindt in de wetenschappelijke revolutie een vervolg onder wetenschappers waarbij ze zelf empirisch onderzoek gaan doen.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 4
B: Onder welke naam staat de handel in graan en hout met het Oostzeegebied in de 16e en 17e eeuw bekend?
C/D: Leg uit wat het verband is tussen de Nederlandse Opstand en de oprichting van de WIC.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

antwoord vraag 4
B: De handel in graan en hout met het Oostzeegebied in de 16e en 17e eeuw staat bekend als de moedernegotie
C: Het verband is dat de WIC vooral op kaapvaart gericht was tegen de Spanjaarden.
D: Het verband tussen de Nederlandse Opstand en de oprichting van de WIC is dat de opstand een strijd tegen Spanje was. Spanje had veel overzees gebied in Amerika. De WIC werd opgericht om in dat gebied een handelsmonopolie te krijgen. Daarvoor mocht de WIC Spaanse schepen kapen, wat hielp in de strijd tegen Spanje.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 5
C/D: Leg uit wat het verband is tussen de ontdekkingsreizen en handel met Azië.

E/F: Leg uit wat het verschil is tussen de wetenschappelijke revolutie en de Verlichting en licht toe waarom het rationalisme beter past bij de Verlichting.

Slide 15 - Tekstslide

We gaan voor het eerst naar een E-vraag. Dit zijn verdekt meerledige vragen. Een vraag die lijkt alsof ze maar 1 ding willen weten, maar eigenlijk willen ze een antwoord op onderdelen
antwoord vraag 5
C: Doordat de handel met Azië niet meer over land plaatsvond, gingen de West-Europeanen op zoek naar nieuwe handelsroutes over zee.
D: Het verband tussen de ontdekkingsreizen en handel met Azië is dat door het wegvallen van de landroute naar Azië de West-Europese landen op zoek gingen naar nieuwe handelsroutes wat een oorzaak is voor de ontdekkingsreizen.
E: De wetenschappelijke revolutie was een ontwikkeling die vooral onder wetenschappers plaatsvond, terwijl bij de Verlichting de ideeën over de gehele samenleving gingen omdat mensen alles gingen benaderen vanuit het logisch verstand. Daarom past het rationalisme er beter bij.

F Het verschil is tussen de wetenschappelijke revolutie en de Verlichting is dat de wetenschappelijke revolutie een ontwikkeling was die vooral onder wetenschappers plaatsvond, terwijl bij de Verlichting de ideeën over de gehele samenleving gingen. Het rationalisme past daarom beter bij de Verlichting want door het gebruik van het logisch verstand zou de samenleving beter worden, wat rationeel optimisme is.

Slide 16 - Tekstslide

leg bij c/d uit dat wanneer er gevraagd wordt naar een verschil je beide onderdelen moet benoemen.
vraag 6
D: Leg het verband uit tussen verlichte ideeën en het ontstaan van de Franse Revolutie.

E/F: Leg het verband uit tussen verlichte ideeën en het ontstaan van de Franse Revolutie en geef aan hoe dit terug te zien is in de Verklaring van Rechten van de Mens.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

antwoord vraag 6
D: Het verband tussen verlichte ideeën en het ontstaan van de Franse Revolutie is dat de derde stand zeer ontevreden was over de voorrechten van de 1e en 2e stand, want volgens het verlichte idee van gelijkheid is iedereen gelijk. Daardoor was het een van de oorzaken van de Franse Revolutie
E: De derde stand was zeer ontevreden over de voorrechten van de 1e en 2e stand, want volgens het verlichte idee van gelijkheid is iedereen gelijk. Daardoor was het een van de oorzaken van de Franse Revolutie. Door de revolutie werd de Verklaring van de Rechten van de Mens aangenomen waarin stond dat ieder mens gelijk is.
F: Het verband tussen verlichte ideeën en het ontstaan van de Franse Revolutie is dat de derde stand zeer ontevreden was over de voorrechten van de 1e en 2e stand, want volgens het verlichte idee van gelijkheid is iedereen gelijk. Daardoor was het een van de oorzaken van de Franse Revolutie. Dit idee van gelijkheid is terug te zien in de Verklaring van de Rechten van de Mens omdat daarin kwam te staan dat ieder mens gelijk is.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 7
D: Leg het verband uit tussen de Reformatie en de Nederlandse Opstand.


E/F: Leg het verband uit tussen de Reformatie en de Nederlandse Opstand. Geef vervolgens aan waarom juist in de Nederlanden de Reformatie leidde tot een opstand tegen koning Filips II.
G: een interpretatie: David Low twijfelt aan een eerlijk verloop van het proces. 
Ondersteun deze interpretatie door:  met twee verwijzingen naar de bron aan te tonen waaruit die twijfel blijkt en zonder bron de twijfel van Low te verklaren vanuit de verandering van de Duitse rechtsstaat na de Rijksdagbrand.

Slide 19 - Tekstslide

Eerste keer een G vraag. Hier gaat het vooral om het gebruik van bronelementen. Wijs vooral op de puntentoekenning van bij bronelementen!
antwoord vraag 7 deel 1
D: Het verband tussen de Reformatie en de Nederlandse Opstand is dat door de Reformatie er nieuwe stromingen binnen het christendom ontstonden zoals het calvinisme dat veel aanhing in de Noordelijke Nederlanden had en volgens het calvinisme mag je in opstand komen tegen een vorst.
F: 
E Het verband tussen de Reformatie en de Nederlandse Opstand is dat door de Reformatie er nieuwe stromingen binnen het christendom ontstonden zoals het calvinisme dat veel aanhing in de Noordelijke Nederlanden had. Volgens het calvinisme mag je in opstand komen tegen een vorst die zijn onderdanen slecht behandeld. Doordat Filips II protestanten vervolgde was opstand geoorloofd. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

antwoord vraag 7 deel 2
G:


H:

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 8
E/F
G/H

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

antwoord vraag 8
E

Slide 23 - Tekstslide

leg uit dat met alleen het noemen van het bronelement er geen punten worden gegeven!