Argo 4 (begin)

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel persoonsvormen staan in deze Griekse tekst?

Ὁ Κρονος γαμεῖ την Ῥεαν.
Ἡ δε Ῥεα τεκνα τικτει,
τρεῖς κορας και τρεῖς νεανισκους.
A
een
B
twee
C
drie
D
vier

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Welke twee namen staan in de nominativus?
Ὁ Κρονος γαμεῖ την Ῥεαν.
Ἡ δε Ῥεα τεκνα τικτει,
τρεῖς κορας και τρεῖς νεανισκους.

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

In welke naamval staan την Ῥεαν en τεκνα?
Ὁ Κρονος γαμεῖ την Ῥεαν.
Ἡ δε Ῥεα τεκνα τικτει,
τρεῖς κορας και τρεῖς νεανισκους.

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de nominativus ev. van νεανισκους?

Ὁ Κρονος γαμεῖ την Ῥεαν.
Ἡ δε Ῥεα τεκνα τικτει,
τρεῖς κορας και τρεῖς νεανισκους.
A
νεανισκον
B
νεανισκα
C
νεανισκος
D
νεανισκας

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wat zijn de Griekse namen van de drie genoemde godinnen?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat zijn de Romeinse namen van de bedoelde mannelijke goden?

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de correcte vertaling van

Ὁ δε Κρονος τα τεκνα ἐχθει.
A
de kinderen haten Kronos
B
Kronos haat de kinderen
C
Kronos haat kinderen
D
het kind haat Kronos

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

In welke naamval staat het woord αὐτων
in
ὁτι εἱς αὐτων τον θρονον {ἀφαιρειν} αὐτον μελλει.

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Hoe heet een werkwoordsvorm als

Ἀποκτεινειν
A
imperativus
B
infinitivus
C
indicativus
D
nominativus

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Waarom is het niet mogelijk de kinderen te doden?

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide