Theme 2 - Vocabulary Theme Words - woorden die zowel in A3 & H3 lijst staan

Theme 2: Crime
Theme Words
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Theme 2: Crime
Theme Words

Slide 1 - Tekstslide

Translate from English to Dutch

Slide 2 - Tekstslide

1. To harass
A
voorkomen
B
lastig vallen
C
bewapenen
D
hard optreden

Slide 3 - Quizvraag

2. Intoxicated
A
vergiftigd
B
vermoord
C
dronken
D
ontvoerd

Slide 4 - Quizvraag

3. Emergency services
A
hulpdiensten
B
noodvoorzieningen
C
politie
D
ambulance

Slide 5 - Quizvraag

4. Onlooker
A
toeschouwer
B
stalker
C
getuige
D
verdachte

Slide 6 - Quizvraag

5. Fishy
A
opvallend, fel
B
visachtig, eng
C
verdacht, bedenkelijk
D
opmerkelijk, vreemd

Slide 7 - Quizvraag

6. To notify
A
ontslaan
B
laten weten
C
notuleren
D
aangifte doen

Slide 8 - Quizvraag

7. Premises
A
verboden gebied
B
rampgebied
C
gebouw en terrein
D
crimescene

Slide 9 - Quizvraag

8. Armed
A
vernietigd
B
bewapend
C
bevestigd
D
opgebouwd

Slide 10 - Quizvraag

9. Perpetrator
A
opvolger
B
rechter
C
dader
D
officier van justitie

Slide 11 - Quizvraag

10. Irresponsible
A
onverantwoordelijk
B
ongeloofwaardig
C
ongehoord
D
onvriendelijk

Slide 12 - Quizvraag

Translate from Dutch to English

Slide 13 - Tekstslide

11. Veroordeling
A
commitment
B
conviction
C
contemplation
D
complacency

Slide 14 - Quizvraag

12. Beschuldigen
A
to judge
B
to devise
C
to accuse
D
to confuse

Slide 15 - Quizvraag

13. Uit de hand lopen
A
to establish
B
to escalate
C
to estimate
D
to eradicate

Slide 16 - Quizvraag

14. Verdacht
A
suspicious
B
devious
C
dubious
D
gracious

Slide 17 - Quizvraag

15. Kwetsbaar
A
dedicated
B
mischievous
C
bloated
D
vulnerable

Slide 18 - Quizvraag

16. Hulpverleners
A
helpgivers
B
aidgranters
C
paramedics
D
rescueproviders

Slide 19 - Quizvraag

17. Advocaat
A
pharmacist
B
lawyer
C
administrator
D
veterinarian

Slide 20 - Quizvraag

18. Onruststoker
A
agitator
B
rioter
C
protestor
D
troublemaker

Slide 21 - Quizvraag

19. Zich op verboden terrein begeven
A
to trespass
B
to execute
C
to depart from
D
to backtrack

Slide 22 - Quizvraag

20. Overtreding
A
deflexion
B
approach
C
humiliation
D
offence

Slide 23 - Quizvraag

Rest van deze les:

Bezig met huiswerk afmaken: 
- C (Reading), pag. 94-97
- D (Speaking & Stones), pag. 98-101

Slide 24 - Tekstslide