Donnerstag, den 10. Juni

Freitag, den 11. Juni
Planung:
- Grammatik 'voegwoorden + woordvolgorde'
- Zusammen machen
- Hausaufgaben
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Freitag, den 11. Juni
Planung:
- Grammatik 'voegwoorden + woordvolgorde'
- Zusammen machen
- Hausaufgaben

Slide 1 - Tekstslide

Grammatik voegwoorden + woordvolgorde
  • Voegwoorden zijn woorden die 2 zinnen verbinden
  • Ze verbinden een hoofdzin met een hoofdzin of hoofdzin met een bijzin
  • Hoofdzin: is een zelfstandige zin: hij loopt buiten.
  • Bijzin: is een onderdeel van een hoofdzin en kan niet 'los' worden gebruikt: Hij loopt buiten, omdat het lekker weer is.
  • De woordvolgorde van de zinnen is anders als er twee of meer werkwoorden in de zin staan: Ich weiß nicht, ob er heute kommen kann --> Ik weet niet of hij vandaag kan komen.

Slide 2 - Tekstslide

De voegwoorden hoofdzin
Hoofdzin + hoofdzin
  1. Mein Vater fliegt nach Madrid und er fliegt nach Rom.
  2. Möchtest du ein Eis oder eine Limonade?
  3. Sie sind jetzt in Italien, aber das Wetter ist leider schlecht.
  4. Der Urlaub ist nicht langweilig, sondern er ist sehr toll.
  5. Ich kann nicht kommen, denn ich fahre morgen nach Zürich.

Slide 3 - Tekstslide

De voegwoorden hoofdzin
  1. und = en
  2. oder = of
  3. aber = maar
  4. sondern = maar
  5. denn = want
  6. Verschil sondern en aber = Es ist nicht groß sondern klein. sondern gebruik ik bij een tegenstelling! Alle andere gevallen aber gebruiken

Slide 4 - Tekstslide

De voegwoorden bijzin
Hoofdzin + bijzin met 1 werkwoord --> einde van de zin
  1. Ich will nicht schwimmen, wenn du nicht mitkommst.
  2. Ich hoffe wirklich, dass der Zug nicht zu spät ankommt.
  3. Wir wissen nicht, ob wir heute Abend zu Hause bleiben.
  4. Florian ist froh, weil er eindlich frei hat.

Slide 5 - Tekstslide

De voegwoorden bijzin
  1. wenn = als
  2. dass = dat
  3. ob = of
  4. weil = omdat

Verschil oder en ob = oder --> keuze tussen iets. Alle andere of gebruik je ob

Slide 6 - Tekstslide

De voegwoorden
Hoofdzin + bijzin met meerdere werkwoorden 
  1. Alex kommt nicht mit, weil er am Strand liegen will
  2. Alex komt niet mee, omdat hij aan het strand wil liggen.
  3. Du hast erzählt, dass du nach Stockholm geflogen bist.
  4. Je hebt verteld, dat je naar Stockholm bent gevlogen.

Slide 7 - Tekstslide

Verschil tussen hoofdzin en bijzin
Het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin is als volgt:
1. Hoofdzin staan onderwerp en PV naast elkaar
2. Bijzin staat het onderwerp NA het voegwoord en de PV aan het EINDE van de zin.
Voorbeeld:
Ich kaufe einen Hund, weil ich sie lieb finde
Ich kaufe einen Hund = hoofdzin  --> onderwerp en pv naast elkaar
weil ich sie lieb finde = bijzin --> onderwerp NA het voegwoord en PV aan het EINDE van de zin

Slide 8 - Tekstslide

Zusammen machen
- Paragraf 6.5
- Aufgaben 11 + 12

Slide 9 - Tekstslide

Hausaufgaben
- Lernen Lektion 1 - 6 (S. 149 - 151) + Grammatik A + B + C + D (S. 110, 118, 131, 141)
- Machen Paragraf 6.2 (1, 4, 7) + 6.3 (1, 2)

Slide 10 - Tekstslide