In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Weer en Klimaat
Slide 1 - Tekstslide
Wat moet je kennen?
Uit welke 5 elementen bestaat het weer?
Wat is het verschil tussen weer en klimaat?
Welke factoren bepalen de temperatuur?
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Het weer= toestand van de dampkring
- bepaald moment
- bepaalde plaats
Klimaat = gemiddelde weer over 30 jaar.
Slide 4 - Tekstslide
Temperatuur
Neerslag
Wind
Bewolkingsgraad
Luchtdruk
(UV-index wordt ook vaak aangegeven)
Weerelementen zijn:
Slide 5 - Tekstslide
Graden Celsius (°C)
Thermometer
0°C = vriespunt water
100°C = kookpunt water
Isotherm = lijn die alle plaatsen met dezelfde temperatuur met elkaar verbindt.
Klik op het kaartje om de isothermen beter te zien.
Temperatuur -> hoe werkt het..?
Slide 6 - Tekstslide
Weerelementen: (basis)
Temperatuur
Neerslag
Wind Bft (kracht/richting)
Bewolkingsgraad
Luchtdruk
Slide 7 - Tekstslide
Bewolkingsgraad -> hoe zit dat?
Onbewolkt = 0%
Helemaal bewolkt = 100%
Uv-index = intensiteit van uv-straling in zonnestraling
Zonkracht = verwachte hoeveelheid uv-straling
Slide 8 - Tekstslide
Zonkracht-UV
Op je telefoon kun je de uv-index checken!
Slide 9 - Tekstslide
📍 Klimaat Nederland
Gematigd zeeklimaat - Koele zomers
- Zachte winters
- Hele jaar neerslag
- (Zuid)westenwind
overheerst
Slide 10 - Tekstslide
Welke factoren zijn van invloed op de temperatuur?
Breedteligging op aarde
Hoge breedte = ver van de evenaar = koud
Lage breedte = dichtbij de evenaar = warm
Invalshoek van de zon is belangrijk -> schuine invalshoek of loodrecht
Afstand zon -> aarde
De stand van de aarde bepaalt de seizoenen die we hebben!
Slide 11 - Tekstslide
2. Hoogteligging
Hoe hoger hoe kouder
Per 1000m -6 °C kouder
De hoogteligging bepaalt de plantengroei in de bergen: zie kaartje in hotspot!
De vegetatiezones op een berg zijn afhankelijk van de hoogteligging. De boomgrens (punt waarop het te koud wordt voor bomen) ligt in de Alpen ongeveer op 1800 meter.
Onthouden: naaldbomen kunnen beter tegen de kou, je vindt de zone met naaldbomen daarom op grotere hoogte dan de zone met loofbomen.
Slide 12 - Tekstslide
3. Wind
Bewegende lucht
Stroomt van hoge naar lage luchtdruk
Schaal van Beaufort: 1 t/m 12
Snelheid gemeten in m/sec
Wind vervoert wame lucht van de evenaar naar de polen
Gebergte werkt als klimaatscheiding
Slide 13 - Tekstslide
4. Water of land
Land warmt snel op en koelt snel af
Water doet hier langer over
Aanlandige wind = zeewind -> brengt koele lucht aan land in zomer, warmere lucht in winter.
Aflandige wind = landwind -> brengt koude lucht uit oost- en noord Europa mee in winter, warme lucht in zomer.
Slide 14 - Tekstslide
5. Bodemgesteldheid
Soorten (onder)grond.
Vasthouden/ doorlaten water.
Warmte /koelte
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Breedteligging
Hoogteligging
Water of land
Wind
Zeestromen en windstromen wereldwijd
Neerslag
Welke factoren bepalen het klimaat?
Slide 17 - Tekstslide
Breedteligging op aarde
hoge breedte = ver van de evenaar = koud
lage breedte = dichtbij de evenaar = warm
invalshoek van de zon is belangrijk -> schuine invalshoek of loodrecht
afstand zon -> aarde
De stand van de aarde bepaalt de seizoenen die we hebben!
Welke factoren bepalen de temperatuur?
Slide 18 - Tekstslide
Seizoenen zijn afhankelijk van de stand van de aarde ten opzichte van de zon. Kaartje goed onthouden voor je examen!
Slide 19 - Tekstslide
2. Hoogteligging
hoe hoger hoe kouder
per 1000m is het -6 °C kouder
De hoogteligging bepaalt de plantengroei in de bergen: zie kaartje in hotspot!
De vegetatiezones op een berg zijn afhankelijk van de hoogteligging. De boomgrens (punt waarop het te koud wordt voor bomen) ligt in de Alpen ongeveer op 1800 meter.
*vegetatie = plantengroei
Onthouden: naaldbomen kunnen beter tegen de kou, je vindt de zone met naaldbomen daarom op grotere hoogte dan de zone met loofbomen.
Slide 20 - Tekstslide
Wat is luchtdruk?
Luchtdruk => het gewicht van de lucht dat op de aarde drukt
Meten => barometer
Eenheid => hectopascal (hPa), millibar (Mb)
Op de weerkaart te zien => isobaren = alle punten met dezelfde luchtdruk verbonden door een lijn.
Je hebt hoge drukgebieden en lage drukgbieden
Weerkaart met isobaren: Hoe dichter de isobaren bij elkaar liggen, hoe harder het waait.
Slide 21 - Tekstslide
Hoge druk
Hoge druk = dalende lucht
Symbool op de kaart = H
Getal > 1000 is H
Welk weertype hoort bij H?
- geen bewolking
- warm in de zomer
- koud in de winter
Slide 22 - Tekstslide
Lage druk
Lage druk = stijgende lucht
Symbool op de kaart = L
Getal < 1000 = L
Welk weertype hoort bij L?
- wolken
- neerslag
- koel in de zomer
- zacht in de winter
Slide 23 - Tekstslide
Het weer als de luchtdruk verandert..
Onthouden: Lucht stroomt ALTIJD van H naar L
Dit is => wind
Onthouden: Hoe groter het verschil in luchtdruk, hoe harder
het waait.
Hoe zie je dat op een weerkaart? => isobaren
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Op deze kaart zie je isobaren, kun jij aangeven waar een hoge- en waar aan lagedrukgebied ligt in Europa?
Windrichting:
Bij L -> wind stroomt er naartoe
Bij H -> wind stroomt er vanaf
Slide 26 - Tekstslide
Windrichtingen op aarde
Wind stroomt van H -> L
Let op: de aarde draait om zijn eigen as
Gevolg: wind heeft een afwijking!
Wet van Buys Ballot:
Noordelijk Halfrond: wind draait naar rechts
Zuidelijk Halfrond: wind draait naar links
Op de kaart zie je de grote windsystemen op aarde. Door de Wet van Buys Ballot krijgt wind een afwijking.
NH: afwijking naar rechts
ZH: afwijking naar links
Let op: ALTIJD KIJKEN MET DE WIND IN JE RUG!
Slide 27 - Tekstslide
3. Water of land
land warmt snel op en koelt snel af
water doet hier langer over
aanlandige wind = zeewind -> brengt koele lucht aan land in zomer, warmere lucht in winter
aflandige wind = landwind -> brengt koude lucht uit oost- en noord Europa mee in winter, warme lucht in zomer.
Slide 28 - Tekstslide
4. Wind
bewegende lucht
stroomt van hoge naar lage luchtdruk
Schaal van Beaufort: 1 t/m 12
snelheid gemeten in m/sec
wind vervoert warme lucht van de evenaar naar de polen
gebergte werkt als klimaatscheiding
Schaal van Beaufort
Je ziet hier in elk plaatje de windkracht in de schaal van Beaufort (Bft.) en onder het plaatje staat hoe hard de wind dan waait in meters per seconde.
Vanaf windkracht 10 heb je te maken met een stormachtige wind.
Slide 29 - Tekstslide
3. Wind
bewegende lucht
stroomt van hoge naar lage luchtdruk
Schaal van Beaufort: 1 t/m 12
snelheid gemeten in m/sec
wind vervoert wame lucht van de evenaar naar de polen
gebergte werkt als klimaatscheiding
Slide 30 - Tekstslide
u
4. Water of land
land warmt snel op en koelt snel af
water doet hier langer over
aanlandige wind = zeewind -> brengt koele lucht aan land in zomer, warmere lucht in winter
aflandige wind = landwind -> brengt koude lucht uit oost- en noordeuropa mee in winter, warme lucht in zomer.
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Video
5. Zeestromen en Windstromen
tropen veel warmte
polen weinig warmte
warmte wordt door wind en water (zeestromen) getransporteerd vanaf de evenaar naar de polen.
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Video
6. Neerslag
In lucht zit waterdamp
warme lucht = veel waterdamp
koude lucht = weinig waterdamp
Korte en lange kringloop van water
Slide 35 - Tekstslide
waterdamp condenseert
regen
hagel
ijzel
sneeuw
Vormen van neerslag:
Slide 36 - Tekstslide
onbewolkt = 0%
helemaal bewolkt = 100%
uv-index = intensiteit van uv-straling in zonnestraling
zonkracht = verwachte hoeveelheid uv-straling
Bewolkingsgraad -> hoe zit dat?
Slide 37 - Tekstslide
zonkracht-UV
Op je telefoon kun je de uv-index checken!
Slide 38 - Tekstslide
✔ Check nog eens de leerdoelen die op dia 2 staan, weet jij nu wat je moet kennen? Zoek waar nodig nog eens de antwoorden op.
✔ Maak de oefenvragen die nu volgen!
Slide 39 - Tekstslide
Welke weerelementen zie je in dit weerbericht?
Slide 40 - Open vraag
1- Op welke dag en in welke provincie verwacht je de hoogste zonkracht?
2- Geef twee argumenten voor je antwoord die je uit de figuur kunt afleiden.
Slide 41 - Open vraag
1- Wat is de gemiddelde temperatuur in de maand Juli? 2- Hoeveel neerslag valt er over een jaar? 3- Van welk klimaat is dit een grafiek?
Slide 42 - Open vraag
Slide 43 - Tekstslide
De natuurlijke plantengroei in Nederland is anders dan in IJsland. Geef hiervoor een verklaring.
Slide 44 - Open vraag
1- Waarom is het in de zomer koeler aan zee en warmer verder landinwaarts? 2- Leg uit waarom het in de winter aan zee minder koud is dan landinwaarts?
Slide 45 - Open vraag
De wind die je op het kaartje ziet is:
A
aanlandige wind
B
aflandige wind
Slide 46 - Quizvraag
Slide 47 - Tekstslide
welke baan van de zon hoort bij de winter in NL en welke bij de zomer?
A
Bovenste = zomer
Onderste = winter
B
Bovenste = winter
Onderste = zomer
Slide 48 - Quizvraag
Hoe noem je de lijnen die je ziet in de kaartjes?
Slide 49 - Open vraag
Slide 50 - Tekstslide
Stel je staat in de bergen. Je maakt een wandeling vanaf 500 meter hoogte. Het is dan 20 graden. Hoeveel graden is het als je naar boven loopt tot 2000 meter hoogte?