In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Het Hart: Bouw en Werking
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoel
Aan het einde van deze les weet je hoe het hart is opgebouwd en hoe het werkt.
Slide 2 - Tekstslide
Introduceer het leerdoel van deze les aan de leerlingen.
Wat weet jij al over het hart?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Anatomie van het Hart
Het hart bestaat uit vier kamers: de rechter- en linkerboezem en de rechter- en linkerkamer.
Slide 4 - Tekstslide
Laat de leerlingen een afbeelding van het hart zien en bespreek de verschillende kamers.
De Hartkleppen
Het hart heeft vier kleppen: de tricuspidalisklep, de pulmonalisklep, de mitralisklep en de aortaklep.
Slide 5 - Tekstslide
Laat de leerlingen een afbeelding van het hart zien en bespreek de verschillende kleppen.
De Route van het Bloed
Het bloed stroomt vanuit het lichaam via de rechterboezem naar de rechterkamer. Vanuit daar wordt het naar de longen gepompt om zuurstof op te nemen. Het zuurstofrijke bloed stroomt vervolgens weer terug naar het hart via de linkerboezem en linker kamer om zo het hele lichaam te voorzien van zuurstof.
Slide 6 - Tekstslide
Beschrijf de route van het bloed door het hart en laat eventueel een afbeelding zien.
De Sinusknoop
De sinusknoop is een speciale groep cellen in de rechterboezem die de hartslag reguleert.
Slide 7 - Tekstslide
Beschrijf de functie van de sinusknoop en laat eventueel een afbeelding zien.
Elektrocardiogram (ECG)
Een ECG meet de elektrische activiteit van het hart en kan zo afwijkingen in het hartritme opsporen.
Slide 8 - Tekstslide
Leg uit wat een ECG is en waarvoor het wordt gebruikt.
Hartslag
Een normale hartslag ligt tussen de 60 en 100 slagen per minuut.
Slide 9 - Tekstslide
Beschrijf wat een normale hartslag is en wat de invloed kan zijn van bijvoorbeeld sporten of stress.
Hartfalen
Hartfalen is een aandoening waarbij het hart minder goed in staat is om bloed rond te pompen. Symptomen zijn onder andere kortademigheid en vermoeidheid.
Slide 10 - Tekstslide
Beschrijf wat hartfalen is en wat de symptomen zijn. Bespreek eventueel ook de oorzaken.
Hartinfarct
Een hartinfarct ontstaat wanneer een bloedvat dat het hart van bloed voorziet verstopt raakt. Dit kan schade aan het hart veroorzaken.
Slide 11 - Tekstslide
Beschrijf wat een hartinfarct is en wat de gevolgen kunnen zijn.
Hartoperatie
Bij een hartoperatie wordt het hart geopend en wordt er bijvoorbeeld een klep vervangen of een bloedvat omgeleid.
Slide 12 - Tekstslide
Beschrijf wat er gebeurt bij een hartoperatie en bespreek eventueel de verschillende soorten operaties.
Hartgezondheid
Een gezonde levensstijl kan bijdragen aan een gezond hart. Denk aan voldoende bewegen, gezond eten en niet roken.
Slide 13 - Tekstslide
Beschrijf hoe leerlingen hun hart gezond kunnen houden en bespreek eventueel de risicofactoren voor hart- en vaatziekten.
Quiz
Test nu jouw kennis over het hart met deze quiz!
Slide 14 - Tekstslide
Laat de leerlingen een kahoot quiz maken om te zien wat ze hebben geleerd.
Bronnen
Hier vind je de bronnen die zijn gebruikt voor deze les.
Slide 15 - Tekstslide
Noem de bronnen die zijn gebruikt voor deze les.
Vragen
Heb je nog vragen over het hart? Stel ze nu!
Slide 16 - Tekstslide
Geef de leerlingen de gelegenheid om vragen te stellen over het onderwerp.
Evaluatie
Geef feedback op deze les en vertel wat je hebt geleerd.
Slide 17 - Tekstslide
Evalueer de les met de leerlingen en vraag om feedback.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 18 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 19 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 20 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.