Verbindende woorden in het Nederlands

Verbindende woorden in het Nederlands
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Verbindende woorden in het Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het eind van de les kun je veelgebruikte voegwoorden in het Nederlands herkennen en toepassen in zinnen op B1 niveau.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over voegwoorden in het Nederlands?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn voegwoorden?
Voegwoorden verbinden zinnen, woorden of alinea's met elkaar. Ze geven de relatie tussen de delen van een zin aan.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke voegwoorden
Enkele veelgebruikte voegwoorden zijn: 'maar', 'en', 'want', 'omdat', 'dus', 'of', 'daarom', 'hoewel', 'terwijl', 'toen', 'nadat', 'voordat'.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeldzinnen
1. Ik hou van koffie, maar ik drink geen cafeïne. 
2. Ze wilde gaan winkelen, maar ze had geen geld.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul de ontbrekende voegwoorden in:
Ik ben moe, ... ik ga toch sporten.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het juiste voegwoord: Ze gaat naar de film, ... ze heeft haar huiswerk af.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Betekenis achterhalen
Lees de zin: 'Hij werkt hard, terwijl zij lui is.' Wat betekent 'terwijl' in deze zin?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Praktijkoefening
Schrijf een korte tekst over je favoriete vakantiebestemming en gebruik minstens drie voegwoorden.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
Voegwoorden zijn essentieel om zinnen met elkaar te verbinden en de relatie tussen verschillende delen aan te geven.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 12 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 14 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.