Ik kan een klasgenoot interviewen.
Ik kan vertellen over eigen feestvieringen, rituelen en symbolen.
Ik weet over de feestvieringen, rituelen en symbolen van een klasgenoot.
Gespreksregels:
Ik stel open vragen.
Ik vraag door (als ik iets niet begrijp of meer weten wil).