1.2 De grondwet van 1848

Nog eens ter herhaling..

Klassieke grondrechten: bescherming tegen de overheid
(bijv. vrijheid van meningsuiting - vrijheid van godsdienst)

Sociale grondrechten: bescherming door de overheid
(bijv. recht op onderwijs - recht op gezondheidszorg)


1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 200 min

Onderdelen in deze les

Nog eens ter herhaling..

Klassieke grondrechten: bescherming tegen de overheid
(bijv. vrijheid van meningsuiting - vrijheid van godsdienst)

Sociale grondrechten: bescherming door de overheid
(bijv. recht op onderwijs - recht op gezondheidszorg)


Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 1.1; staatsinrichting. Hoe werkt de politiek in NL?

Paragraaf 1.2 tot en met 1.4; hoe en waarom is dit zo gekomen?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen:
Aan het eind:
- kun je uitleggen wie Willem I, Willem II en Thorbecke waren;
- Kun je een omschrijving geven van de grondwet van 1848;
- kun je beschrijven welke kenmerken bij het liberalisme passen
- kun je uitleggen waarom de koning onschendbaar is.

Slide 3 - Tekstslide

Begin van het koninkrijk
  • Situatie tot 1795: Nederland wordt geregeerd door regenten en vorsten en vooral stadhouder Willem V. In 1795 vallen de Fransen o.l.v. Napoleon binnen, Willem V vlucht naar Engeland (zie plaatje) en Nederland wordt een Franse provincie.
  • Situatie 1813 tot 1848: In 1813 worden de Fransen weggejaagd en de zoon van Willem V wordt de nieuwe koning. Hij noemt zichzelf Willem I. 

Hoe reageerde het volk op de komst van Willem I?
Op volgende dia filmpje 'Willem I komt aan in Scheveningen'
(00:00- 04:30)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Staatsinrichting in tijd van Willem I
Koning = staatshoofd + regeringsleider.

Minister = dienaar van de koning, de koning kon hem ontslaan.

Parlement weinig macht

Kortom, geen democtatie en Willem I was een autoritaire dictator (alleenheerser)!

Slide 6 - Tekstslide

Liberalen
1840: Willem I wordt opgevolgd door zoon Willem II.

In Europese landen komt de politieke stroming 'het liberalisme' (= meer vrijheden) op.

De liberalen starten in Frankrijk de Franse Revolutie, de Franse koning wordt onthoofd.

Veel andere koningen in Europa worden bang. Worden zij ook onthoofd? Hoe reageert Willem II? 

Bekijk filmpje in volgende dia (3:04)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

 Grondwet 1848
Koning Willem II gaat over 1 nacht ijs!
Willem II zegt: "U ziet voor u een man, die van zeer conservatief binnen 24 uur veranderd is in zeer liberaal!

In de grondwet (geschreven door Thorbecke) geeft Willem II de macht aan het volk.

'De koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk'
Wat betekent deze laatste zin? Zie filmpje in volgende dia (4:10-6:45) met een quizvraag.


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

De onschendbaarheid van de koning betekende dat over de koning geen discussie mocht ontstaan. Als hij iets fout deed, waren de ministers verantwoordelijk. ......... moest dan de ministers erop aanspreken.

Wat moet op de stippellijntjes staan?
A
De gemeenteraad
B
De Provinciale Staten
C
Het Parlement
D
De Eerste Kamer

Slide 11 - Quizvraag

Nu in eigen woorden: leg uit -> de koning is onschendbaar is dus....

Slide 12 - Open vraag

Afsluiten:
Aan het eind:
- kun je uitleggen wie Willem I, Willem II en Thorbecke waren;
- Kun je een omschrijving geven van de grondwet van 1848;
- kun je beschrijven welke kenmerken bij het liberalisme passen
- kun je uitleggen waarom de koning onschendbaar is.

Slide 13 - Tekstslide

Voor de volgende les:
Heb je geleerd de stukken: begin van het koninkrijk - liberalen - 1848 - onschendbaar.
Heb je gemaakt: Opdracht 1 tot en met 5. Te vinden op pagina 20 van je tekstboek.

Slide 14 - Tekstslide

1.2 De grondwet van 1848
Tweede les

Slide 15 - Tekstslide

0

Slide 16 - Video

HW nakijken
Vraag 1 tot en met 5 van 1.2.
Schrift, pen en tekstboek op tafel.

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen
Na deze les:
- kun je beschrijven welke veranderingen wat betreft stemmen er waren sinds 1848.  censuskiesrecht - rechtsstreekse verkiezingen.
- De verschillen in macht tussen de Eerste en Tweede Kamer benoemen.
- Voorbeelden noemen van de klassieke grondrechten.
- Uitleggen waarom er na 1848 verschillende soorten scholen bestaan.

Slide 18 - Tekstslide

Twee uitspraken:
I. Voor 1813 was Nederland een republiek, na 1813 een monarchie.

II. 'Constitutie' is een ander woord voor regering.
A
Alleen uitspraak I is juist
B
Alleen uitspraak II is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Censuskiesrecht (vanaf 1848)
In de grondwet is het volk de baas. Het volk mag de Tweede Kamer kiezen.

Maar alleen als je man was en een flink bedrag kon betalen! (11% kon dus stemmen)

Slide 20 - Tekstslide

Het parlement is de baas
Thorbecke gaf het parlement (Eerste en Tweede kamer) de hoogste macht.

Parlement kreeg:
  • controlerende macht:  - recht van enquete (onderzoek doen)
                                                       - recht van interpellatie (in discussie gaan)

  • wetgevende macht:     - wetten maken
                                                             Aleen Tweede Kamer krijgt:
                                                              - recht van amendement (wetsvoorstellen wijzigen)
                                                              - recht van initiatief (wetsvoorstellen indienen)
                                                                                                             


Slide 21 - Tekstslide

Onderwijs in grondwet 1848
Tot 1848: Alleen openbare scholen toegestaan, dus geen vrijheid van onderwijs (= voorbeeld van een klassiek grondrecht)

Na 1848: Katholieken en protestanten mogen ook hun 'bijzondere scholen' stichten.

Slide 22 - Tekstslide

Twee uitspraken:

I: Het parlement heeft recht van interpellatie. Dit is een voorbeeld van een controlerende macht.

II: Alleen de Eerste Kamer heeft het recht van amendement.
A
Alleen uitspraak I is juist
B
Alleen uitspraak II is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Welk soort school was tot aan de grondwet van 1848 alleen toegestaan?
A
Een katholieke school
B
Een protestante school
C
Een openbare school
D
Geen van de genoemde scholen is juist.

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Video

Afsluiten
Na deze les:
- kun je beschrijven welke veranderingen wat betreft stemmen er waren sinds 1848.  censuskiesrecht - rechtsstreekse verkiezingen.
- De verschillen in macht tussen de Eerste en Tweede Kamer benoemen.
- Voorbeelden noemen van de klassieke grondrechten.
- Uitleggen waarom er na 1848 verschillende soorten scholen bestaan.

Slide 26 - Tekstslide

1.2 De grondwet van 1848
Derde les

Slide 27 - Tekstslide

0

Slide 28 - Video

Lezen 1.2
We lezen 1.2 klassikaal.

Slide 29 - Tekstslide

Maken
1. Vraag 6 tot en met 8 tekstboek pag. 20
2. Maak een lijst met de verschillende genoemde rechten van de Eerste en Tweede Kamer. Zet de betekenis van dit recht erachter. En geef aan of het recht bij de 1e of 2e kamer ligt. 

3. Kies uit: opdracht a of opdracht b:
a. 12 toetsvragen + antwoord over paragraaf 1.1 (2 per 'kopje')
b. Zet de jaartallen van 1.1 en 1.2 onder elkaar. Zet achter ieder jaartal steeds wat er dat jaar gebeurde.


4. Bekijk: https://www.youtube.com/watch?v=dQsVUUyC6Cs&feature=emb_logo

Bovenstaande opdrachten heb je volgende les af.


Slide 30 - Tekstslide

0

Slide 31 - Video

1.2 De grondwet van 1848
Vierde les

Slide 32 - Tekstslide

HW
1. Vraag 6 tot en met 8 tekstboek pag. 20
2. Kies uit: opdracht a of opdracht b:
a. 12 toetsvragen + antwoord over paragraaf 1.1 (2 per 'kopje')
b. Zet de jaartallen van 1.1 en 1.2 onder elkaar. Zet achter ieder jaartal steeds wat er dat jaar gebeurde. 

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide