1.6 referentiematen

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

2 uur en 24 minuten

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

30                 5
--- -->           ----
48                8   

Slide 4 - Tekstslide

Referentiematen (vergelijkingsmateriaal)

Ken jij de referentiematen al uit je hoofd? 

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoelen van vandaag!
Ik kan schattingen maken met referentiematen
Ik kan rekenen met referentiematen

Slide 6 - Tekstslide

Referentiematen inhoud

Slide 7 - Tekstslide

1.6 referentiematen

Slide 8 - Tekstslide

Een verdieping is ongeveer 3 m hoog. 
Hoe hoog is het gebouw?

Slide 9 - Tekstslide

Allerlei referentiematen
Inhoud 

Slide 10 - Tekstslide

Om schattingen te kunnen maken is het belangrijk bekende aantallen en hoeveelheden te weten. Zo’n maat heet een referentiemaat.
Om oppervlakte of inhoud te schatten gebruik je vaak referentiematen voor lengte.

Een aantal belangrijke referentiematen voor lengte zijn:
  • Een volwassen man is ongeveer 1,80 m lang.
  • De hoogte van een deur is ongeveer 2 m.
  • Een verdieping van een gebouw is ongeveer 3 m hoog.



Slide 11 - Tekstslide

Naast de referentiematen voor lengte, zijn er ook referentiematen voor oppervlakte en inhoud.

Een aantal belangrijke referentiematen voor oppervlakte en inhoud zijn:
  • De oppervlakte van een voetbalveld is 0,5 ha (50 × 100 m).
  • De inhoud van een kopje is 200 mL.
  • De inhoud van een pak melk is 1 liter.
  • De inhoud van een emmer is 10 liter



Slide 12 - Tekstslide

Naast de referentiematen die in de vorige dia genoemd zijn, kun je ook een maat die jij kent als referentie gebruiken.
Voorbeeld
Hoe lang is jouw woonkamer?
Een grote stap is ongeveer één meter.
Neem grote stappen van de ene naar de andere kant.
Als je zeven stappen hebt genomen, is je woonkamer ongeveer 7 m lang.

Slide 13 - Tekstslide

Hoeveel kilometer heb je ongeveer afgelegd na 1 uur wandelen?
Check de referentiemaat in de theorie. 
Je wandelt ongeveer 4 à 6 km/h. 


Dus na 1 uur wandelen heb je 4 tot 6 kilometer gelopen.

Slide 14 - Tekstslide

Hoeveel kilometer heb je ongeveer afgelegd na 3 uur fietsen?
Je fietst ongeveer 15 à 18 km/h.



Na 3 uur fietsen heb je tussen de 45 en 54 kilometer afgelegd

Slide 15 - Tekstslide

Je staat bij deze paddenstoel. Je ben om 13:45 uur vertrokken vanaf de veerboot. Je loopt naar de Kobbeduinen.
Hoe laat kom je daar ongeveer aan?

referentiemaat: je loopt 5 km/u
A
kwart voor twee
B
kwart over twee
C
kwart voor drie
D
kwart over drie

Slide 16 - Quizvraag

Deze glazen kubus staat in Malaga.
Hoe hoog is een zijkant
van deze kubus?
A
6
B
12
C
18
D
24

Slide 17 - Quizvraag

Een suikerklontje weegt ongeveer 4 g. Hoeveel suikerklontjes zitten er ongeveer in een energydrink?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 18 - Quizvraag

Een suikerklontje weegt ongeveer 4 g. Hoeveel suikerklontjes zitten er ongeveer in een banaan?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 19 - Quizvraag

Een suikerklontje weegt ongeveer 4 g. Hoeveel suikerklontjes zitten er ongeveer in een appel?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 20 - Quizvraag




Destiny gaat voor 9 maanden naar Australië.
Hoeveel weken is dat ongeveer?
A
36
B
37
C
38
D
40

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Waar hebben we het vandaag over gehad?
REFERENTIEMATEN

  • We weten nu wat er bedoeld wordt met het begrip referentiematen. 
  • We kunnen schattingen maken met behulp van referentiematen. 

Slide 23 - Tekstslide