Bedrijvende en lijdende vorm

Taal
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Taal

Slide 1 - Tekstslide

Hoe vind je het lijdend voorwerp in de zin?
a) De vraag te stellen wie of wat + gezegde?
b) De zin vragend maken/tijdsproef/getalsproef
c) De vraag te stellen onderwerp + gezegde
d) De vraag te stellen aan wie of voor wie onderwerp + gezegde

Slide 2 - Tekstslide

De hond pakt de bal
1. Pakt de hond de bal? (gezegde/persoonsvorm).
2. Wie of wat pakt? De hond (onderwerp).
3. Wie of wat pakt de hond? --> de bal (lijdend voorwerp).

Slide 3 - Tekstslide

Bedrijvende en lijdende vorm
Wij leren hoe je de bedrijvende en lijdende vorm herkent en hoe je deze schrijft

Slide 4 - Tekstslide

Bedrijvende zin
Ik koop die taart.

Ik (het onderwerp) voert iets uit want ik koop een taart

Slide 5 - Tekstslide

Lijdende zin
Die taart wordt gekocht door mij.

Nu is mijn lijdend voorwerp verandert in het onderwerp.




Slide 6 - Tekstslide

Dat doe je in 3 stappen
1. De persoonsvorm wordt een voltooid deelwoord met een hulpwerkwoord. Koop --> Wordt gekocht.
2. Het lijdend voorwerp wordt het onderwerp en komt vaak vooraan te staan. Die taart --> Die taart.
3. Het onderwerp komt achteraan te staan en voeg je het woord  door aan toe. Ik --> Door mij (je zegt niet door ik).

Slide 7 - Tekstslide

Dus is de zin lijdend of bedrijvend?
Eerst eentje voor mij daarna doen jullie mee.

Slide 8 - Tekstslide

De hond pakt de bal.
De zin is .............................. want er staat wel/niet een voltooid deelwoord en door in.

Slide 9 - Tekstslide

De avatar wordt bestuurd door Charley.

Lijdend of bedrijvend?

Slide 10 - Tekstslide

Meneer van Os roept Ed.

Lijdend of bedrijvend?

Slide 11 - Tekstslide

Charley wordt gefascineerd door het spel.

Lijdend of bedrijvend?

Slide 12 - Tekstslide

Nu gaan we van een bedrijvende zin een lijdende maken.

Slide 13 - Tekstslide

Ik eet een appel.
Eerst ik
Eet --> wordt gegeten
Een appel --> een appel
Ik --> Door mij

Slide 14 - Tekstslide

De appel wordt door mij gegeten.

Slide 15 - Tekstslide

Hij is 7 jaar.

Slide 16 - Tekstslide

7 jaar is hij geworden.

Slide 17 - Tekstslide

De juf vouwt een hoedje.

Slide 18 - Tekstslide

Een hoedje wordt gevouwen door de juf.

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag met 1* en 2*
Op blz 52 en 53.
Eerst 5 min op rood.

Slide 20 - Tekstslide

Ik koop eieren.

Slide 21 - Tekstslide

Eieren worden door mij gekocht.

Slide 22 - Tekstslide

Zij bouwt een huis.

Slide 23 - Tekstslide

Een huis wordt door haar gebouwd.

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag met 2*
Op blz 52 en 53
Succes!

Slide 25 - Tekstslide