Afleiding (2) + Samenstelling: versterking


Welkom!

Doe je telefoon weg,
doe je jas en oortjes uit,
pak je spullen op tafel....

Dan kunnen we beginnen.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Welkom!

Doe je telefoon weg,
doe je jas en oortjes uit,
pak je spullen op tafel....

Dan kunnen we beginnen.

Slide 1 - Tekstslide

Toetsweek: spelling, grammatica (en woorden) H4+5
Spelling
Samenstellingen (tussen -n/-s), Engelse werkwoorden, 
voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt en apostrof

Grammatica
Persoonlijk voornaamwoord, splitsbaar werkwoord, voorzetsels en bezittelijk voornaamwoord

Woorden
Afleiding, versterking en betekenissen van 48 woorden

Slide 2 - Tekstslide

Toetsweek: spelling, grammatica (en woorden) H4+5
Spelling
Samenstellingen (tussen -n/-s), Engelse werkwoorden, 
voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt en apostrof

Grammatica
Persoonlijk voornaamwoord, splitsbaar werkwoord, voorzetsels en bezittelijk voornaamwoord

Woorden
Afleiding, versterking en betekenissen van 48 woorden

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen deze les?
Woorden - Afleiding & Versterking

  • Uitleg + een opdracht samen
  • Zelfstandig aan de slag in het boek 

Aan het einde van de les: kun je splitsbare werkwoorden en voorzetsels aanwijzen in een zin.

Slide 4 - Tekstslide

Afleiding

Slide 5 - Tekstslide

Afleiding
Van een werkwoord kun je een zelfstandig naamwoord maken.

Slide 6 - Tekstslide

Afleiding
Van een werkwoord kun je een zelfstandig naamwoord maken.

  1. Zet een lidwoord voor het hele werkwoord.
  2. Gebruik een achtervoegsel (-ing, -atie, -sel, -is...).


Slide 7 - Tekstslide

Afleiding
Van een werkwoord kun je een zelfstandig naamwoord maken.

  1. Zet een lidwoord voor het hele werkwoord.
  2. Gebruik een achtervoegsel (-ing, -atie, -sel, -is...).

Voorbeeldzin: "Zullen ze die regel echt afschaffen?"

Slide 8 - Tekstslide

Afleiding
Van een werkwoord kun je een zelfstandig naamwoord maken.

  1. Zet een lidwoord voor het hele werkwoord.
  2. Gebruik een achtervoegsel (-ing, -atie, -sel, -is...).

Voorbeeldzin: "Zullen ze die regel echt afschaffen?"

Slide 9 - Tekstslide

Afleiding
Van een werkwoord kun je een zelfstandig naamwoord maken.

  1. Zet een lidwoord voor het hele werkwoord.
  2. Gebruik een achtervoegsel (-ing, -atie, -sel, -is...).

Voorbeeldzin: "Zullen ze die regel echt afschaffen?"
werkwoord: afschaffen > zelfstandig naamwoord: afschaffing

Slide 10 - Tekstslide

Afleiding
  • vergaderen - ....................
  • repareren - ....................
  • proberen -  ....................

Slide 11 - Tekstslide

Afleiding
  • vergaderen - vergadering
  • repareren - ....................
  • proberen -  ....................

Slide 12 - Tekstslide

Afleiding
  • vergaderen - vergadering
  • repareren - reparatie
  • proberen -  ....................

Slide 13 - Tekstslide

Afleiding
  • vergaderen - vergadering
  • repareren - reparatie
  • proberen -  probeersel

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht: maak van het werkwoord 
een zelfstandig naamwoord
  1. Jij moet hem niet zo afleiden!
  2. Daarin zal de docent zich wel hebben vergist.
  3. De agent arresteerde de winkeldief.
  4. Dat wil ik wel een keer uitproberen.
  5. De kans op neerslag neemt toe.
timer
2:00

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht: maak van het werkwoord 
een zelfstandig naamwoord
  1. Jij moet hem niet zo afleiden!
  2. Daarin zal de docent zich wel hebben vergist.
  3. De agent arresteerde de winkeldief.
  4. Dat wil ik wel een keer uitproberen.
  5. De kans op neerslag neemt toe.

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht: maak van het werkwoord 
een zelfstandig naamwoord
  1. Jij moet hem niet zo afleiden! afleiding
  2. Daarin zal de docent zich wel hebben vergist.
  3. De agent arresteerde de winkeldief.
  4. Dat wil ik wel een keer uitproberen.
  5. De kans op neerslag neemt toe.

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht: maak van het werkwoord 
een zelfstandig naamwoord
  1. Jij moet hem niet zo afleiden! afleiding
  2. Daarin zal de docent zich wel hebben vergist. vergissing
  3. De agent arresteerde de winkeldief.
  4. Dat wil ik wel een keer uitproberen.
  5. De kans op neerslag neemt toe.

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht: maak van het werkwoord 
een zelfstandig naamwoord
  1. Jij moet hem niet zo afleiden! afleiding
  2. Daarin zal de docent zich wel hebben vergist. vergissing
  3. De agent arresteerde de winkeldief. arrestatie
  4. Dat wil ik wel een keer uitproberen.
  5. De kans op neerslag neemt toe.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht: maak van het werkwoord 
een zelfstandig naamwoord
  1. Jij moet hem niet zo afleiden! afleiding
  2. Daarin zal de docent zich wel hebben vergist. vergissing
  3. De agent arresteerde de winkeldief. arrestatie
  4. Dat wil ik wel een keer uitproberen. uitprobeersel
  5. De kans op neerslag neemt toe.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht: maak van het werkwoord 
een zelfstandig naamwoord
  1. Jij moet hem niet zo afleiden! afleiding
  2. Daarin zal de docent zich wel hebben vergist. vergissing
  3. De agent arresteerde de winkeldief. arrestatie
  4. Dat wil ik wel een keer uitproberen. uitprobeersel
  5. De kans op neerslag neemt toe. toename

Slide 21 - Tekstslide

Versterking

Slide 22 - Tekstslide

Versterking
Een samenstelling kan uit twee bijvoeglijke naamwoorden bestaan. Het eerste bijvoeglijke naamwoord versterkt dan het tweede bijvoeglijke naamwoord.

Slide 23 - Tekstslide

Versterking
Een samenstelling kan uit twee bijvoeglijke naamwoorden bestaan. Het eerste bijvoeglijke naamwoord versterkt dan het tweede bijvoeglijke naamwoord.

Voorbeeld: 
  • Iets is niet meer leuk, maar reuzeleuk (= enorm leuk).
  • De muziek staat niet hard, maar keihard (= heel hard).

Slide 24 - Tekstslide

Versterking
Een samenstelling kan uit twee bijvoeglijke naamwoorden bestaan. Het eerste bijvoeglijke naamwoord versterkt dan het tweede bijvoeglijke naamwoord.

Voorbeeld: 
  • Iets is niet meer leuk, maar reuzeleuk (= enorm leuk).
  • De muziek staat niet hard, maar keihard (= heel hard).
Zo'n samenstelling noemen we een versterking.

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht: maak de samenstellingen
1
boorde
A
hard
2
pikke
B
slim
3
boter
C
vol
4
bere
D
zacht
5
reuze
E
donker
6
rete
F
leuk
7
bikkel
G
sterk
timer
1:00

Slide 26 - Tekstslide

Antwoorden
1
boorde
C
vol
2
pikke
E
donker
3
boter
D
zacht
4
bere
G
sterk
5
reuze
F
leuk
6
rete
B
slim
7
bikkel
A
hard

Slide 27 - Tekstslide



Zelfstandig aan de slag


Maak van paragraaf 4.3 opdracht 12 en 13 (blz. 151)
en van paragraaf 5.3 opdracht 12 (blz. 193).

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 12 (4.3)
1 opereren
2 tekenen
3 raden
4 erven

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 13 (4.3)
a In zin 1 en 2.
b Bijvoorbeeld:
     Over het afschaffen van de buitenspelregel wordt al jaren gesproken.
     De vrijwilligers waren druk bezig met het smeren van de broodjes.
      Het illustreren van een boek is een vak.
      Het begraven van de dode goudvis gebeurde in de tuin.
c   2 de begroeting     3 de notatie     4 de betekenis     5 de achtervolging
      6 de observatie     7 de spelling

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 12 (5.3)
a    1 propvol     2 stomdronken     3 stokoud     4 razendsnel     5 straatarm     6 doodstil
b    1 pikzwart     2 knalrood/vuurrood     3 doodziek     4 broodmager     5 loodzwaar
       6 piepjong     7 ijskoud     8 hondsbrutaal
c    Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: keileuk, keigoed, superleuk, superstom, oerstom, oersaai.
d    Vaak gebruiken mensen hier per streek andere woorden voor.

Slide 31 - Tekstslide