In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Herhaling argumentatieschema's
Slide 1 - Tekstslide
3 vormen van argumenteren
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Onderschikkende argumentatie
Slide 2 - Tekstslide
Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.
Slide 3 - Tekstslide
Schrijf een standpunt + enkelvoudige argumentatie op.
Slide 4 - Open vraag
Bij nevenschikkende argumentatie vormen twee deelargumenten samen een argument. De argumenten onderbouwen samen het standpunt.
Slide 5 - Tekstslide
Schrijf een standpunt met nevenschikkende argumentatie op.
Slide 6 - Open vraag
Bij onderschikkendeargumentatie ondersteunt een argument een ander argument.
Slide 7 - Tekstslide
Ik stem niet op de PVV. Ik vind Wilders een slecht politicus. Hij zegt wel wat hij gaat doen, maar niet hoe.
Ik stem niet op de PVV.
[want]
Ik vind Wilders een slecht politicus.
[want]
Hij zegt wel wat hij gaat doen, maar niet hoe.
Dit is de stelling.
Dit is een enkelvoudig (hoofd)argument.
Dit is onderschikkende argumentatie bij het hoofdargument.
Slide 8 - Tekstslide
Schrijf een standpunt met een enkelvoudige, onderschikkende argumentatie op.
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
gegeven argumenten
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Zet de argumentatie in een blokjesschema
Uit onderzoek van California State University blijkt dat intensief gebruik van sociale media kan leiden tot een persoonlijkheidsstoornis. Het lijkt me daarom een goed idee om minder tijd te besteden aan Facebook. Bovendien zijn er leukere dingen in het leven dan selfies posten.
timer
1:00
Slide 17 - Tekstslide
Basisschema's
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Onderschikkende argumentatie
Slide 18 - Sleepvraag
Nu volgen enkele sleepvragen.
Let op: Je hoeft niet alle blokjes te gebruiken
Slide 19 - Tekstslide
Onze stamkroeg is er met de nieuwe eigenaar niet op vooruitgegaan. De bediening is nu erg slecht. Ik heb laatst een half uur moeten wachten vóór ik kon bestellen.
Standpunt
Argument 1
Subargument 1
Argument 2
Subargument 2
De bediening is nu erg slecht.
Ik heb laatst een half uur moeten wachten vóór ik kon bestellen.
Onze stamkroeg is er met de nieuwe eigenaar niet op vooruitgegaan.
Slide 20 - Sleepvraag
Je kunt beter met de trein gaan dan met de auto. Je hebt meer dan één glas bier op en er wordt veel gecontroleerd de laatste tijd.
Standpunt
Argument 1
Subargument 1
Argument 2
Subargument 2
Je kunt beter met de trein gaan dan met de auto.
Je hebt meer dan één glas bier op
Er wordt veel gecontroleerd de laatste tijd.
Slide 21 - Sleepvraag
Je kunt maar beter niet op Texel wonen. Het waait er altijd en het leven is er erg duur. Alles moet immers met de boot gebracht worden.