Spelling 3.4

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

'Veel ' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden.

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord

Slide 7 - Quizvraag

Kies het de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
een nieuw spel
B
een nieuwe spel

Slide 8 - Quizvraag

Kies het de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de chagrijnige docent
B
de chagrijnig docent

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoegelijk naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
plastic
brutale
geniale
polyester
katoenen
grote
gebakken
flanellen

Slide 11 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar het juiste vak.

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

dierenwinkel
rode
kartonnen

Slide 12 - Sleepvraag

De zwarte vloer is gerepareerd. 
Lidwoord
bijvoegelijk naamwoord
stoffelijk bijvoegelijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
De
zwarte
granieten
vloer

Slide 13 - Sleepvraag

Slide 14 - Tekstslide

In welke zin staat een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?
A
Kerstmis wordt door ons gevierd.
B
De opgetuigde boom is erg mooi.
C
De rode kerstballen vind ik het mooist.
D
De glazen bal is kapot gevallen.

Slide 15 - Quizvraag

In welk zin staat een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?
A
De fiets wordt gemaakt door mijn vader.
B
De gemaakte fiets is van mijn vader.
C
De fietsenmaker heeft de oude fiets gemaakt.

Slide 16 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
Het .... (verzinnen) verhaal
A
verzonnen
B
verzonne
C
verzonde
D
verzonden

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Ik weet nu wat een bijvoeglijk naamwoord is:
JA
EEN BEETJE
NOG NIET

Slide 20 - Poll