1TH Grammatica Zinsdelen H3: Werkwoordelijk gezegde

Welkom!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Deze les...
- Opening
- Stil lezen
- Huiswerkcontrole en huiswerk nakijken
- Doelen bespreken
- Uitleg en oefeningen werkwoordelijk gezegde 
- Aan de slag
- Terugblik en afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Stil lezen
Pak je boek
en ga er eens
goed voor zitten!
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerkcontrole en nakijken
Opdracht 1
, blz. 80
1. Muziek / kan / heel veel emotie / losmaken / bij mensen.
2. Ruud / gaat / vandaag / een keer / met de trein / naar zijn werk.
3. Veel mensen / vinden / scheef hangende lijsten / heel irritant.
4. Deze rode lange broek / vindt / Marianne / het mooist.
5. De klimaatverandering / komt / niet / door de stabiele zon.
6. De gymleraar / heeft / de basketballen / alvast / gepakt.

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerkcontrole en nakijken
Opdracht 2, blz. 80-81
1. pv = speelt;  Wie speelt? ow = Mieke
2. pv = bestelde; Wie bestelde? ow = Roxanne
3. pv = is;  Wat is? ow = de nieuwste dvd van de Linnets
4. pv = gaf;  Wie gaf? ow = onze mentor
5. pv = komt;  Wat komt? ow = het favoriete programma van Jasper
6. pv = had;  Wie had? ow = Soumaya

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerkcontrole en nakijken
Opdracht 4, blz. 81
1. pv = moeten; ow = de verpakkingen van levensmiddelen
2. pv = zegt;  ow = de chauffeur van tram 1
3. pv = worden; ow = lekkere broodjes met gezond beleg
4. pv = maken; ow = de kitesurfers aan het strand
5. pv = mogen; ow = de leerlingen van de brugklas
6. pv = staat;  ow = een elektrische fiets met minstens zeven  
     versnellingen

Slide 6 - Tekstslide

Doelen

Als het goed is al behaald:
- Ik kan de persoonsvorm (pv) van een zin aanwijzen.
- Ik kan een zin in zinsdelen (zd) verdelen.
- Ik kan het onderwerp (ow) van een zin aanwijzen.
Nieuw:
- Ik kan het werkwoordelijk gezegde (wg) van een zin aanwijzen.

Slide 7 - Tekstslide

Ik kan pv, zinsdeelstrepen en ow aanwijzen in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 8 - Poll

Ik kan het werkwoordelijk gezegde (wg) aanwijzen in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 9 - Poll

Werkwoordelijk gezegde (wg)
Iedere zin bevat een werkwoordelijk gezegde (wg).
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin, dus óók de persoonsvorm.
Soms is de persoonsvorm het enige werkwoord, soms zijn er meer.

Ik maak mijn huiswerk.
Ik moet mijn huiswerk maken.
Ik had mijn huiswerk moeten maken.

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde (wg)
Let op bij splitsbare werkwoorden. Beide delen horen bij het wg!

De docent belt alle leerlingen op.
Pv = belt, wg = belt op

Johanneke lachte haar kleine zusje uit.
Pv = lachte, wg = lachte uit

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de pv?

Carla heeft in de pauze een blikje cola gedronken.

Slide 12 - Open vraag

Welke verdeling in zinsdelen is juist?
A
Carla / heeft / in de pauze een blikje cola / gedronken.
B
Carla heeft / in de pauze / een blikje cola / gedronken.
C
Carla / heeft / in de pauze / een blikje cola gedronken.
D
Carla / heeft / in de pauze / een blikje cola / gedronken.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het ow?

Carla / heeft / in de pauze / een blikje cola / gedronken.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het wg?

Carla / heeft / in de pauze / een blikje cola / gedronken.

Slide 15 - Open vraag

Wat is de pv?

Zijn zakgeld geeft Robert altijd veel te snel uit.

Slide 16 - Open vraag

Welke verdeling in zinsdelen is juist?
A
Zijn zakgeld / geeft / Robert / altijd / veel te snel / uit.
B
Zijn / zakgeld / geeft / Robert / altijd / veel te snel / uit.
C
Zijn zakgeld / geeft / Robert / altijd veel te snel / uit.
D
Zijn zakgeld / geeft / Robert / altijd / veel te snel uit.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het ow?

Zijn zakgeld / geeft / Robert / altijd / veel te snel / uit.

Slide 18 - Open vraag

Wat is het wg?

Zijn zakgeld / geeft / Robert / altijd / veel te snel / uit.

Slide 19 - Open vraag

Wat is de pv?

Aanstaande zaterdag moet ons elftal een belangrijke wedstrijd spelen.

Slide 20 - Open vraag

Welke verdeling in zinsdelen is juist?
A
Aanstaande zaterdag / moet / ons elftal / een belangrijke wedstrijd spelen.
B
Aanstaande / zaterdag / moet / ons elftal / een belangrijke wedstrijd / spelen.
C
Aanstaande zaterdag / moet ons elftal / een belangrijke wedstrijd / spelen.
D
Aanstaande zaterdag / moet / ons elftal / een belangrijke wedstrijd / spelen.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het ow?

Aanstaande zaterdag / moet / ons elftal / een belangrijke wedstrijd / spelen.

Slide 22 - Open vraag

Wat is het wg?

Aanstaande zaterdag / moet / ons elftal / een belangrijke wedstrijd / spelen.

Slide 23 - Open vraag

Ik kan de pv, zinsdeelstrepen en ow benoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Ik kan het werkwoordelijk gezegde (wg) benoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Welke vraag / vragen heb je over de stof?

Slide 26 - Open vraag

Aan de slag!
- Maak Taalverzorging Grammatica H3, blz. 80-81
opdracht 1, 2 en 6

Deze opdrachten zijn huiswerk voor donderdag 20 januari

Slide 27 - Tekstslide