Les 6: Grammatica zinsdelen LV

Lesdoelen:
  1. Je leert hoe je een lijdend voorwerp in een zin moet vinden.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nederlands NT2Middelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen:
  1. Je leert hoe je een lijdend voorwerp in een zin moet vinden.

Slide 1 - Tekstslide

Zinsdelen:
lijdend voorwerp

Slide 2 - Tekstslide

Je weet al:
  • Hoe je de persoonsvorm kunt vinden
  • Hoe je de zin moet verdelen in zinsdelen
  • Hoe je het onderwerp kunt vinden
  • Hoe je het werkwoordelijk gezegde kunt vinden

Slide 3 - Tekstslide

Je vindt het lijdend voorwerp door te vragen:

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

De postbode | gaf | het pakketje | aan de buren.


Wat is het lijdend voorwerp?
A
gaf
B
de postbode
C
het pakketje
D
aan de buren

Slide 6 - Quizvraag

Laura | heeft | haar huiswerk | toch | gemaakt.


Wat is het lijdend voorwerp?
A
Laura
B
haar huiswerk
C
toch
D
heeft gemaakt

Slide 7 - Quizvraag

Hebben | jullie buren | ook | een dure vakantie | geboekt | via die site?

Wat is het lijdend voorwerp?
A
jullie buren
B
via die site
C
een dure vakantie
D
hebben geboekt

Slide 8 - Quizvraag

Welke twee vragen kun je stellen om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 9 - Open vraag

Klopt dit?

In een zin zit altijd een lijdend voorwerp. 
A
nee
B
ja

Slide 10 - Quizvraag

Klopt dit?

Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (zoals op, in, aan, met, voor e.d.).
A
nee
B
ja

Slide 11 - Quizvraag

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 13 - Open vraag

Vragen?

Slide 14 - Tekstslide

Tot volgende week!

Slide 15 - Tekstslide