Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Les 1 Duits - Herhaling - Grammatik: der, die und das
Der, die und das
De lidwoorden in het Nederlands:
de en het
worden in het Duits aangegeven met:
der, die und das
1 / 26
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3,4
In deze les zitten
26 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Der, die und das
De lidwoorden in het Nederlands:
de en het
worden in het Duits aangegeven met:
der, die und das
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Geslacht: der, die of das?
Hoe kun je weten of een woord der, die of das is?
mannelijk: der
vrouwelijk / meervoud: die
onzijdig (het): das
Slide 3 - Tekstslide
mannelijk = der
1. dieren van het mannelijke geslacht
bijv. der Stier, der Wolf, der Hahn
2. de namen van de
dagen
,
maanden
,
jaargetijden
,
windrichtingen
bijv.
der
Sonntag ,
der
Januar,
der
Sommer,
der
Norden
Slide 4 - Tekstslide
vrouwelijk = die
dieren van het
vrouwelijk
geslacht
bijv.
die
Kuh = de koe,
die
Wölf
in
= de wolvin
woorden, die eindigen op:
-
schaft
, -
ei
, -
heit
, -
ung
, -
keit
(ook woorden die eindigen op een
-e
zijn meestal vrouwelijk!)
Slide 5 - Tekstslide
Voorbeelden
die
Richtig
keit
= de juistheid
die
Eigen
schaft
= de eigenschap
die
Fischer
ei
= de visserij
die
Gelegen
heit
= de gelegenheid
die
Vorstell
ung
= de voorstelling
Slide 6 - Tekstslide
Veel
(niet alle !)
woorden die eindigen op een -e bijv. die Reis
e
, die Frag
e
Slide 7 - Tekstslide
onzijdig = das
hele werkwoorden die als zelfstandig naamwoord gebruikt worden
bijvoorbeeld: das Hoffen, das Denken
woorden eindigend op
-
chen
of
-
lein
(betekenis: -tje)
bijv.
das
Löffelchen =
het
lepeltje,
das
Kindlein =
het
kindje
Slide 8 - Tekstslide
Meervoud
Altijd:
die
die Eltern (de ouders)
die Kunden (de klanten)
die Leute (de mensen)
Slide 9 - Tekstslide
Der, die oder das?
Haus
A
der
B
die
C
das
Slide 10 - Quizvraag
Der, die oder das?
Bruder
A
der
B
die
C
das
Slide 11 - Quizvraag
Der, die oder das?
Mutter
A
der
B
die
C
das
Slide 12 - Quizvraag
Der, die oder das?
Dienstag
A
der
B
die
C
das
Slide 13 - Quizvraag
Der, die oder das?
März (maart)
A
der
B
die
C
das
Slide 14 - Quizvraag
Der, die oder das?
Käse
A
der
B
die
C
das
Slide 15 - Quizvraag
Der, die oder das?
Spielerin
A
der
B
die
C
das
Slide 16 - Quizvraag
Der, die oder das?
Freitag
A
der
B
das
C
die
Slide 17 - Quizvraag
Der, die oder das?
Mädchen
A
der
B
die
C
das
Slide 18 - Quizvraag
Der, die oder das?
Tier
A
der
B
die
C
das
Slide 19 - Quizvraag
Der, die oder das?
Hengst
A
der
B
die
C
das
Slide 20 - Quizvraag
Der, die oder das?
Königin Maxima
A
der
B
die
C
das
Slide 21 - Quizvraag
Der, die oder das?
Theater
A
der
B
die
C
das
Slide 22 - Quizvraag
Der, die oder das?
Lampe
A
der
B
die
C
das
Slide 23 - Quizvraag
Der, die oder das?
Mannschaft
A
der
B
die
C
das
Slide 24 - Quizvraag
Der, die oder das?
Freundinnen
A
der
B
die
C
das
Slide 25 - Quizvraag
Der, die oder das?
Brötchen
A
der
B
die
C
das
Slide 26 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Grammatik: der, die und das
Maart 2023
- Les met
32 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3,4
KTHA1: Kapitel 2: der, die, das
November 2022
- Les met
27 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
HA1: Kapitel 2: der, die, das
Oktober 2021
- Les met
37 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Woche 4 Les 1
September 2024
- Les met
30 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Grammatik: der, die und das
Oktober 2019
- Les met
33 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3,4
Der die das
Oktober 2023
- Les met
16 slides
Duits
Middelbare school
vmbo g, t, havo
Leerjaar 1,2
Quiz: der, die und das
Februari 2023
- Les met
43 slides
Duits
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1,2
09-11
November 2022
- Les met
13 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2