Grammatica: Bijwoordelijke Bepalingen

Grammatica
Bepalingen
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Bepalingen

Slide 1 - Tekstslide

Bijwoordelijke Bepalingen
Zinsdelen die we nog niet hebben gehad, dus geen werkwoordelijk gezegde, geen onderwerp, geen lijdend voorwerp en geen meewerkend voorwerp zijn, noemen we bepalingen. Voor zo'n bepaling staat heel vaak, maar niet altijd, een voorzetsel. Een vraagzijn met het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp, en het meewerkerd voorwerp, als die er allemaal zijn, begint dan vaak met een van dewoordjes: wanneer, waar, hoe of waarmee. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Opdracht
Schrijf alle bepalingen onder de zin. 

Slide 4 - Tekstslide

Jan gaf zijn oma gisteren een cadeau.

Slide 5 - Open vraag

Het meisje betaalde meteen de rekening.

Slide 6 - Open vraag

Met oudjaar gaat vader oliebollen bakken.

Slide 7 - Open vraag

De mensen gaven bij een ramp veel geld.

Slide 8 - Open vraag

Ik gaf mijn opa een doos sigaren voor zijn verjaardag

Slide 9 - Open vraag

Een vreemdeling vroeg mij gisteren de weg.

Slide 10 - Open vraag

De boer geeft ons elk jaar een kist met peren.

Slide 11 - Open vraag

De jarige meester krijg volgende maand een geschenk.

Slide 12 - Open vraag

De agent gaf mij vorige week een bekeuring.

Slide 13 - Open vraag

De kanarie floot prachtig in zijn kooi.

Slide 14 - Open vraag

Die mensen kregen vorige week een vakantie aangeboden.

Slide 15 - Open vraag

Ze zijn naar Spanje gegaan.

Slide 16 - Open vraag

Moeder vond die reis vermoeiend.

Slide 17 - Open vraag

Die reis maakten wij in de zomer.

Slide 18 - Open vraag

Hun auto heeft onderweg geen pech gehad.

Slide 19 - Open vraag

De motor heeft een week geleden een grote beurt gehad.

Slide 20 - Open vraag

Ze overnachtten in een hotel.

Slide 21 - Open vraag

Vader gaat morgen oliebollen bakken.

Slide 22 - Open vraag

De bakker bakte gisteren appelflappen.

Slide 23 - Open vraag

Zij gaf hem vorige week een voetbal.

Slide 24 - Open vraag

Veel vogels vertrekken in de herfst.

Slide 25 - Open vraag

Ze overwinteren meestal in Afrika.

Slide 26 - Open vraag

In het voorjaar komen ze terug.

Slide 27 - Open vraag

In ons land bouwen ze een nest

Slide 28 - Open vraag

In dat nest leggen ze een paar eieren.

Slide 29 - Open vraag

Soms legt een koekoek een ei in zo'n nest.

Slide 30 - Open vraag

Heeft de dokter je op zijn spreekuur deze medicijnen gegeven?

Slide 31 - Open vraag

Ik heb ze bij de apotheek gehaald.

Slide 32 - Open vraag

Ik moet elke ochtend een poeder innemen.

Slide 33 - Open vraag

Heeft Wilma jouw pen in je tas gestopt?

Slide 34 - Open vraag

Ik was hem gisteren vergeten.

Slide 35 - Open vraag

Jan poot de aardappelen in zijn schooltuintje.

Slide 36 - Open vraag

Ik heb lang in dat huis gewoond.

Slide 37 - Open vraag

We verhuisden naar een kleine stad.

Slide 38 - Open vraag

Ik heb in dit huis een grote slaapkamer gekregen.

Slide 39 - Open vraag

Hij ligt op de bovenste verdieping.

Slide 40 - Open vraag

In de pauze eten we ons brood op

Slide 41 - Open vraag

Naast de school wordt een fietsenstalling gebouwd.

Slide 42 - Open vraag

Ik breng mijn ouders 's zondags ontbijt op bed.

Slide 43 - Open vraag