Drama klas 4. TOTAAL

DRAMA
Periode 4.01
PERFORMANCE
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
DramaMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 11 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

DRAMA
Periode 4.01
PERFORMANCE

Slide 1 - Tekstslide

Theorie 
spelgegevens herkennen:
spelgegevens zijn: 
rol, actie, ruimte/plaats, verhaal, tijd, motief
spelgegevens zijn ook wel 5W's 
in de CSE word spelgegevens gebruikt.

Slide 2 - Tekstslide

Theorie 
5w's:
WIE
WAT
WAAR
WANEER
WAAROM

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

1

Slide 6 - Video

00:00
Let op de spelgegevens
rol (wie)
actie (wat)
ruimte (waar)
verhaal (wat)
tijd (wanneer)
motief (waarom)

Slide 7 - Tekstslide


rol (wie)?

Slide 8 - Open vraag


actie (wat)?

Slide 9 - Open vraag


ruimte (waar)?

Slide 10 - Open vraag


verhaal (wat)

Slide 11 - Open vraag


motief (waarom)

Slide 12 - Open vraag


tijd (wanneer)

Slide 13 - Open vraag

Theorie/beschouwen 
functioneel gebruiken maken van materiële vormgevingsmiddelen.
vormgevingsmiddelen zijn: 
decor, geluid, grime, licht, rekwisieten (attributen), kostuum die een voorstelling vormgeven.

theatermiddelen: vormgevingsmiddelen, spelgegevens, ensceneren (in scene zetten).


Slide 14 - Tekstslide

Theorie/
beschouwen 

Slapstick (vormgevingsmiddel)
(letterlijk vertaald klapstokje; dit is een klepper die voor het eerst in ‘Comedia dell’Arte’ door Harlekijn/Arlequino werd gebruikt, zodat het klinkt alsof iemand een harde klap krijgt)
Een toneelstuk of film met veel gooi- en smijtwerk, handtastelijkheden en lawaai.
Laurel & Hardy, Buster Keaton, 
Charlie Chaplin.


Slide 15 - Tekstslide

0

Slide 16 - Video

even oefenen!
analyseren en beschouwen

Slide 17 - Tekstslide

Is er bij de wiek voorstelling

is er functioneel gebruik gemaakt van materiële vormgevingsmiddelen?

Slide 18 - Tekstslide

Beschrijf over voorstelling wiek een analyse:
 
bijvoorbeeld; Mise-en-scène

Hoe spelers bewegen over de speelvlak gedurende het stuk, de “choreografie” van een toneelstuk.
Letterlijk beschrijven en geen invulling geven:
dus alles benoem je wat er gebeurd 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Lamas bekeken

is er functioneel gebruik gemaakt van materiële vormgevingsmiddelen?

Slide 21 - Tekstslide

Beschrijf over de lamas een analyse:  

bijvoorbeeld; Mise-en-scène

Hoe spelers bewegen over de speelvlak gedurende het stuk, de “choreografie” van een toneelstuk.
Letterlijk beschrijven en geen invulling geven:
dus alles benoem je wat er gebeurd 

Slide 22 - Tekstslide

0

Slide 23 - Video

Performance bekeken

is er functioneel gebruik gemaakt van materiële vormgevingsmiddelen?

Slide 24 - Tekstslide

Beschrijf over plastic bag een analyse:  

bijvoorbeeld; Mise-en-scène

Hoe spelers bewegen over de speelvlak gedurende het stuk, de “choreografie” van een toneelstuk.
Letterlijk beschrijven en geen invulling geven:
dus alles benoem je wat er gebeurd 

Slide 25 - Tekstslide

meer theorie 
over beschouwen

Slide 26 - Tekstslide

Theorie/beschouwen
Vak begrippen: herkennen, benoemen, toepassen.
Manieren van verwijzen naar werkelijkheid zijn:
Nabootsing: imitatie, het nadoen
Typering: een korte beschrijving van iets of iemand waardoor je kunt weten wat voor iets of iemand het is
Omkering: verandering waardoor een gesprek, verhaal, leven enz. heel anders verder gaat
Oefensituatie: situatie om te oefenen geven zij hun rollenspel vorm
Metafoor: beeldspraak gebaseerd op vergelijking, waarbij een woord in een niet-letterlijke betekenis wordt gebruikt
Vrije verbeelding: is het vermogen om mentale beelden, ideeën en/of gevoelens op te roepen, zonder dat men deze zintuiglijk waarneemt

Slide 27 - Tekstslide

Theorie/beschouwen
Beschouwen:
Leerling kan objectieve analyse geven met een beargumenteerde mening.
Het gaat om het analyseren van:
- non-verbale uitingsmogelijkheden (mimiek, gebaren, houding)
- verbale uitingsmogelijkheden (taalgebruik, stemgebruik)
- het gebruik van spelgegevens 

Slide 28 - Tekstslide

Theorie /beschouwen
Hoe beschrijf je een analyse:
Bijvoorbeeld er is een non-verbale uitingsvormen.
De acteur zijn miniek is dat hij boos kijkt. 
Zijn mondhoeken zijn omlaag, wenkbrauwen naar beneden, ogen half dicht. Hier beschrijft duidelijk wat er gebeurd in de non-verbale uitingsvormen.

Slide 29 - Tekstslide

Theorie/beschouwen
Hoe beschrijf je een analyse:
bijvoorbeeld; Mise-en-scène
Hoe spelers bewegen over de speelvlak gedurende het stuk, de “choreografie” van een toneelstuk.
Letterlijk beschrijven en geen invulling geven:
dus alles benoem je wat er gebeurd 

Slide 30 - Tekstslide

Theorie/beschouwen
Dramatische technieken op andere plaatsen het theater zijn:
televisie, internet, op locatie 
- fictionalisering: hoe ware gebeurtenissen worden nagespeeld 
- enscenering: hoe een verhaal/de werkelijkheid in scene wordt gezet 
- verhaalopbouw: de volgorde waarin informatie is geordend
- rolverdeling: benoemen van de personages in dramaproducties

Slide 31 - Tekstslide

Uitvoeren/beschouwen
Opdracht:  
- groepjes
- maak een performance
- presenteer aan elkaar de performances
- de rest van de groep analyseert de performances en beshrijft wat er zichtbaar is

1) informeren / leren
2) amuseren
3) overhalen
4) overtuigen

Slide 32 - Tekstslide

meer theorie 
over theater en maatschappij

Slide 33 - Tekstslide

Theorie/maatschappij
Wat de functies van drama kunnen zijn:
- informeren, leren; denk aan educatief, 
kindertheater
- amuseren: het vertellen van een mop in de klas
-overtuigen: maatschappij kritisch cabaret
- overhalen: om iets te doen; denk aan een reclamespot

Slide 34 - Tekstslide

Noem een functie van theater.

Slide 35 - Woordweb

Slide 36 - Video

Welke functie heeft deze voorstelling?
A
informeren / leren
B
amuseren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Video

Welke functie heeft deze voorstelling?
A
informeren / leren
B
amuseren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Video

Welke functie heeft deze voorstelling?
A
informeren / leren
B
amuseren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Video

Welke functie heeft deze voorstelling?
A
informeren / leren
B
amuseren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 43 - Quizvraag

uitvoeren/maatschappij
Opdracht:  
- groepjes van 4 of 5 personen.
- kies een functie van theater
- houd een kleine presentatie voor je groep vanuit deze functie
- de rest van de groep bedenkt welke functie dit is 
en legt uit waarom.
- iedereen komt 2x aan de beurt (2 verschillende functies)
1) informeren / leren
2) amuseren
3) overhalen
4) overtuigen

Slide 44 - Tekstslide

Theorie/andere kunsten
andere kunstvormen herkennen en functie benoemen:
- beeldend kunst, zoals architectuur, audiovisuele kunst (videoclips), beeldhouwkunst, schilderkunst, toegepaste kunst (waaronder grafische vormgeving, industriële vormgeving, mode) 
- dans - literatuur
- muziek
- film

functies: 
- informeren/leren
- amuseren
- overtuigen en overhalen om iets te doen

Slide 45 - Tekstslide

Theorie/Aritotelisch handelingsverloop


aristotelisch: eenheid van plaats = in het klassieke (aristotelische) toneel het voorschrift dat de handeling zich op één plaats dient af te spelen. eenheid van tijd = in het klassieke (aristotelische) toneel het voorschrift dat de handeling zich binnen een bepaalde tijd (meestal één dag) dient af te spelen.

handelingsverloop: het geheel van handelingen door personages, verweven tot een theatrale eenheid; ook wel: de volgorde van een ontwikkeling binnen de dramatische handeling (= dramatische ontwikkeling).
Aristotelisch handelingsverloop op het examen boog genoemd

Slide 46 - Tekstslide

Periode 4.01
voorbeelden van performances

Slide 47 - Tekstslide

Marina Abramović
 - MoMA 2010

Slide 48 - Tekstslide

0

Slide 49 - Video

Tijd nemen om te beshouwen

Slide 50 - Tekstslide

Boukje Schweigman
- Blaas

Slide 51 - Tekstslide

0

Slide 52 - Video

Tijd nemen om te beshouwen

Slide 53 - Tekstslide

Periode 4.01

Eindopdracht
REFLECTIE

Slide 54 - Tekstslide

Praktijk examen 
performance maken. SE4
Opdracht:  
- groepjes van 2 personen
- onderwerp reflectie
- Maak een kleine performance, laat hem zien aan de docent
- Pas functioneel toe vormgevingsmiddelen, verschillende theatervormen en kies een functie voor de performance

1) samenspel
2) vormgevingsmiddelen
3) verschillende theatervorm
4) theater en maatschappij

Slide 55 - Tekstslide