Do 8 juni voornaamwoorden

Do 8 juni voornaamwoorden
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Do 8 juni voornaamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Voornaamwoorden
Deze kennen jullie al: 
Persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, wederkerend voornaamwoord en een wederkerig voornaamwoord.

Deze leren jullie in dit hoofdstuk:
  • Vragend voornaamwoord
  • Aanwijzend voornaamwoord
  • Betrekkelijk voornaamwoord
  • Onbepaald voornaamwoord


Slide 2 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
Dat is mijn boek
Mijn = bezittelijk voornaamwoord.

Dat boek is van mij.
Mij = persoonlijk voornaamwoord.

Slide 3 - Tekstslide

Woordsoorten 2

- persoonlijk voornaamwoord

- bezittelijk voornaamwoord

- aanwijzend voornaamwoord

- vragend voornaamwoord

Slide 4 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord (5)
Let op! De woorden die en dat kunnen zowel betrekkelijk voornaamwoord als aanwijzend voornaamwoord zijn.

Als het die en dat kunt vervangen door deze en die is het geen betrekkelijk voornaamwoord, maar een aanwijzend voornaamwoord. 

Slide 5 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord met een ingesloten antecedent
Dus...
Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord (of woorden)
dat eerder in de zin genoemd is.

Het eerder genoemde woord (of woorden) noem je een antecedent.
Het antecedent staat meestal vlak voor het betrekkelijk voornaamwoord.

Bij een ingesloten antecedent wordt het antecedent niet genoemd.
Het antecedent zit al in het betrekkelijk voornaamwoord.
Je kunt het ingesloten antecedent vervangen door: diegene die/datgene wat.

Slide 6 - Tekstslide

Korte herhaling:
Betrekkelijk voornaamwoord met een ingesloten antecedent
Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord (of woorden)
dat eerder in de zin genoemd is.

Het eerder genoemde woord (of woorden) noem je een antecedent.
Het antecedent staat meestal vlak voor het betrekkelijk voornaamwoord.

Bij een ingesloten antecedent wordt het antecedent niet genoemd.
Het antecedent zit al in het betrekkelijk voornaamwoord.
Je kunt het ingesloten antecedent vervangen door: diegene die/datgene wat.

Slide 7 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
Betrekkelijke voornaamwoorden zijn voornaamwoorden die verwijzen naar iets of iemand die of dat eerder in de zin als is genoemd (het antecedent) 

De belangrijkste betrekkelijke voornaamwoorden zijn: 
die en dat.
Andere betrekkelijke voornaamwoorden zijn: wie, wat 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Weet je het nog: welke woordsoort hoort bij de omschrijving?
Voorzetsel
Bijwoord
Betrekkelijk voornaamwoord
Wederkerig voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord
Onbepaald voornaamwoord
Elkaar
Als de bijwoordelijke bepaling uit één woord bestaat

Duidt een persoon of zaak aan, maar niet duidelijk wie of wat bedoeld wordt
Geeft tijd, plaats, reden of richting aan
Het onderwerp keert terug
Verwijst naar een woord dat eerder genoemd is 

Slide 11 - Sleepvraag

Wederkerend voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
Me
Je
Jou
Wij
Ons

Slide 12 - Sleepvraag

Wederkerig voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord
Elkaar 
Mekaar
Elkander
Zich
Me
Ons
Mezelf
U
Onszelf
Jezelf
Jan vroeg Karel of die zichzelf herkende op de profielfoto's 
Sem en Indy groeten elkaar
We hebben elkaar gisteren nog gezien
Bij het schillen van de aardappels heb ik me gesneden. 

Slide 13 - Sleepvraag

Sleep de zinnen naar wederkerend óf wederkerig voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord
Wederkerig voornaamwoord
Wij maken ons geen zorgen
Wij geven elkaar een hand
Kunnen die jongens elkaar wel verstaan?
Ik vergis me dagelijks in zijn naam.
Het meisje verstopt zich achter de kast.
De stoute kinderen slaan elkaar vaak.

Slide 14 - Sleepvraag

Koppel de omschrijving aan de juiste woordsoort.
Wederkerend voornaamwoord
Wederkerig voornaamwoord
Voegwoord
Vragend voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord
Verbindt woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar
Voornaamwoord dat bij een wederkerend werkwoord hoort, een vorm van het woord 'zich'
Verwijst terug naar een woord of woordgroepje dat er vlak voor staat
Wie, wat, welke en wat voor (een).
Elkaar
Wijst iets of iemand aan: deze, die, dit en dat

Slide 15 - Sleepvraag

'Soms moet je jezelf een beetje voor schut durven zetten', lacht de voorzitter. 
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord 
Onbepaald voornaamwoord 
Je 
Jezelf

Slide 16 - Sleepvraag

Maak de juiste combinaties
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?

Bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord

wederkerig voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord

Slide 17 - Sleepvraag

zinsdelen
woordsoorten
onderwerp
lijdend voorwerp
wederkerend voornaamwoord
meewerkend voorwerp
werkwoordelijk
gezegde
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
voorzetsel
lidwoord

Slide 18 - Sleepvraag

Maak de juiste combinaties
Het stelletje houdt van elkaar
Mijn moeder schaamde zich voor het gedrag van mijn broer.
Voor welk vak hebben we vandaag een toets?
Heb je nog iets van hem gehoord?

Wederkerig voornaamwoord

Wederkerend voornaamwoord

Vragend voornaamwoord
Onbepaald voornaamwoord

Slide 19 - Sleepvraag

Huiswerk voor di
Maken 5 t/m 9

Leren: Voornaamwoorden blz. 218 t/m 220
Grammatica blok 5

Slide 20 - Tekstslide