Constantijn Huygens - Op de dood van Sterre
Cupio dissolvi
Droom ik, en is het nacht, of is mijn Sterr' verdwenen?
Ik waak, en 't is hoog dag, en zie mijn Sterre niet.
O hemelen, die mij haar aangezicht verbiedt,
spreek mensentaal, en zeg waar is mijn Sterre henen!
De hemel slaat geluid, ik hoor hem door mijn stenen,
en zegt: mijn Sterre staat in 't heilige gebied
waar zij de Godheid, waar de Godheid haar beziet,
en, voegt het lachen daar, belacht mijn ijdel wenen.
Nu, dood; nu, snik, meteen verschenen en voorbij;
nu, doorgang van een steen, van een gesteen, ten leven;
dun schutsel, sta nabij; 'k zal 't u met dank vergeven.
Kom, dood, en maak mij korts van deze koortsen vrij.
'k Verlang in 't eeuwig licht te zamen te zien zweven
mijn heil, mijn lief, mijn lijf: mijn God, mijn Sterre en mij.