Standaardtaal, groepstaal en dialect.

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Doelen
  • Je kunt het verschil tussen standaardtaal, groepstaal en dialect aangeven.

Slide 3 - Tekstslide

Taalvariatie
- Standaardtaal
- Groepstaal
- Dialect

Slide 4 - Tekstslide

Standaardtaal
  • Het ABN (algemeen beschaafd Nederlands)
  • Gebruik op scholen, bij instanties en organisaties en in formele situaties.
  • Van Dale

Slide 5 - Tekstslide

Groepstaal
Wordt gesproken door mensen die tot dezelfde groep behoren.
Bijvoorbeeld: - vaktaal (ziekenhuis)
                             - WhatsApp
                             - Jongerentaal
                             - Straattaal
                            - Gametaal

Slide 6 - Tekstslide

Maak een woordenlijst van groepstaalwoorden.
  1. Schrijf minstens 8 woorden uit jouw groepstaal op.
  2. Is het betreffende woord Whatsapptaal, gametaal, straattaal of  jongerentaal?
  3. Schrijf achter elk woord wat het betekent in standaardtaal. 

Slide 7 - Tekstslide

Dialect
Een dialect = 
Een variant van de standaardtaal die wordt gesproken in een streek of dorp.

Het is dus de taal die in een bepaalde streek of stad gesproken wordt; vb: Ze speken hier het Katwijks dialect.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Wat is jouw mening over dit filmpje?
Mag een dialect leiden tot pesterijen en/of 'discriminatie'?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide