Opfrissen kennis na de herfstvakantie

Welkom bij economie havo 3
  1. Eten en drinken alléén in de pauze
  2. Telefoon in de (telefoon-) tas
  3. Al je werkspullen op tafel
  4. Laptop aan LessonUp opgestart
  5. We starten als de timer klaar is
timer
3:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij economie havo 3
  1. Eten en drinken alléén in de pauze
  2. Telefoon in de (telefoon-) tas
  3. Al je werkspullen op tafel
  4. Laptop aan LessonUp opgestart
  5. We starten als de timer klaar is
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Opbouw van de les
  • werken met LessonUp
  • opfrissen kennis voor de vakantie h2
  • zelfstandig werken
  • vóór de volgende keer

Slide 2 - Tekstslide

werken met LessonUp
  • Je laptop zet je aan
  • Je hebt LessonUp opgestart
  • Juiste pincode ingevoerd
  • Gebruik je voor én je achternaam svp!

Slide 3 - Tekstslide

Hoe hoger de prijs, hoe ... de vraag
A
hoger
B
lager

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een vraaglijn?

Slide 5 - Open vraag

Het aantal stuks dat je verkoopt, noem je?
A
afzet
B
omzet

Slide 6 - Quizvraag

De totale opbrengst (omzet) wordt berekend met de formule...

Slide 7 - Open vraag

De totale winst bereken je door
A
TW = TI - TU
B
TW = TO - TK
C
TW = TI - TK
D
TW = TO - TU

Slide 8 - Quizvraag

Een ondernemer verkoop 30 T-shirts van €30,- per stuk. De totale kosten zijn €420,-. Welke bewering is juist?
A
De afzet is €900,-
B
De winst is €900,-
C
De afzet is €480-
D
De winst is €480,-

Slide 9 - Quizvraag

Kosten die niet afhangen van het aantal geproduceerde stuks
Kosten die afhangen van het aantal geproduceerde stuks
Vaste kosten
Variabele kosten
Materiaal kosten
Huur van een pand
Stroomverbruik
Abonnementskosten telefoons

Slide 10 - Sleepvraag

De kostprijs is afhankelijk van de hoeveelheid geproduceerde producten. Hoe bereken je de kostprijs?

Slide 11 - Open vraag

Een ondernemer heeft €800,- aan vaste kosten. De variabele kosten bedragen €5,- per stuk. Hij produceert 20 stuks. Wat is de kostprijs per product?
A
€40,-
B
€45,-
C
€47,50
D
€50,-

Slide 12 - Quizvraag

Een bakker bakt brood en heeft daaraan €140,- aan vaste kosten, zijn variabele kosten bedragen €0,22 per brood. Welke formule hoort bij deze gegevens?

Slide 13 - Open vraag

Wat is een aanbodlijn?

Slide 14 - Open vraag

Hoeveel wordt er aangeboden bij een bedrag van €4,-?
Qa = 25.000P - 10.000
A
110.000 stuks
B
100.000 stuks
C
90.000 stuks
D
de uitkomst is negatief

Slide 15 - Quizvraag

Sleep naar de juiste definitie
Vraagoverschot
Aanbodoverschot
Er is meer aanbod dan vraag
Er is meer vraag dan aanbod

Slide 16 - Sleepvraag

Sleep naar de juiste definitie
Vraagoverschot
Aanbodoverschot
De prijs zal stijgen
De prijs zal dalen

Slide 17 - Sleepvraag

Beschrijf in eigen woorden wat marktmechanisme is

Slide 18 - Open vraag

Stel:
Qa = 100P -50
Qv = -100P + 250
Wat is de evenwichtsprijs?
A
€1,40
B
€1,50
C
€1,60

Slide 19 - Quizvraag

Wat bereken je als je de evenwichtsprijs invult in óf de aanbodsfunctie óf de vraagfunctie?

Slide 20 - Open vraag

Volgende les
Bespreken we de theorie van paragraaf 4 en maken we enkele belangrijke opdrachten daarbij!

Dank jullie voor de les!

Slide 21 - Tekstslide

WEEKTAAK
Hoofdstuk 2 par.4
Lees de theorie
Leer de begrippen
Maak 4, 6, 7, 9, 12, 13, 14 & 15 af

Slide 22 - Tekstslide