V2A 17mei

Welcome all!

Today our lesson will be about the future tense. 
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome all!

Today our lesson will be about the future tense. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met de 'Future Tense' kan ik dingen zeggen over:
A
Wat er nog gaat gebeuren
B
Wat in het eerder al is gebeurd
C
Wat nu aan de gang is
D
Wat in het verleden begon en nu stopt

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Write down a sentence using the future tense:

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

THE FUTURE (toekomst)
   * Er zijn vier werkwoordsvormen om over de toekomst te praten in het Engels.
Present Simple
Present Continuous
Will / Shall + hele werkwoord
to be going to + hele werkwoord

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PRESENT SIMPLE
Wanneer gebruik je deze vorm?
* Als iets volgens schema gaat gebeuren, bv. de tijden van een trein.

Examples:
- The shop closes at 8 PM. 
- The bus arrives at 10.23 AM.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous
Wanneer gebruik je deze vorm?
* Als dingen al gepland zijn en ze vrijwel zeker gaan gebeuren, bv. je geeft een feestje en hebt al een locatie geregeld.

Example:
- I  am throwing a party this Saturday.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Now let's try and put the knowledge to the test!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The train ... (to leave) at 1.23 PM.
A
leaves
B
is leaving
C
will leave
D
is going to leave

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Later on, I ... (to meet) Joe at the café.
A
meet
B
am meeting
C
will meet
D
am going to meet

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Future: My bus ___ at three o'clock.
A
will depart
B
is going to depart
C
is departing
D
departs

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

To be going to + hele werkwoord
Wanneer gebruik je deze vorm?
* Als het plan er al was voor het gesprek.
* Bij een voorspelling die gebaseerd is op een aanwijzing.

Examples:
- We are going to take lots of pictures.
- The weather is going to be lovely today, look at the blue sky!


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the future tense:

Look at those clouds! It __________ rain.
A
is going to
B
will

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I hope the weather _____ nice.
A
will be
B
is going to be
C
shall be

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Will / Shall + hele werkwoord
Wanneer gebruik je deze vorm?
* Als het plan ontstaat tijdens een gesprek
* Bij een voorspelling die gebaseerd is op een mening
* Bij een spontaan aanbod, weigeringen, beloftes, voorstellen of verzoeken.
* Bij feiten.
* Bij onzekerheid over de toekomst, i.c.m. possibly, probably, I think

(Zie voorbeelden op de volgende slide)
Je gebruikt shall in een vraagvorm waarin I of we het onderwerp is.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Will / Shall + hele werkwoord
Examples:
- Are you feeling sick? I will get you a cup of tea OF Shall I get you a cup of tea? 
- I think your party will be great!
- Will you go to the movies with me?
- There will always be a tomorrow. 
- I think we will not (or won't) see each other for a few weeks.
Wanneer gebruik je deze vorm?
* Als het plan ontstaat tijdens een gesprek
* Bij een voorspelling die gebaseerd is op een mening
* Bij een spontaan aanbod, weigeringen, beloftes, voorstellen of verzoeken.
* Bij feiten.
* Bij onzekerheid over de toekomst, i.c.m. possibly, probably, I think


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Take your umbrella with you. I think it ... ... (to rain)
A
rains
B
is raining
C
will rain
D
is going to rain

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Chris _____ her grandmother tomorrow.
A
will visit
B
visits
C
shall visit
D
is going to visit

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

________ (open - I) the window?
A
Will I open
B
Am I going to open
C
Shall I open
D
Do I open

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

It _____ rain, so you don't need
to take an umbrella.
A
will
B
shan't
C
won't
D
is going to

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

future
I think Mancester United _____ (win) tonight
A
are going to win
B
will win
C
wins

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I _____ Brandon for dinner tonight.
A
I will meet
B
I am going to meet
C
I meeting
D
I shall meet

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... you ... (to make) dinner tonight?
A
make
B
are making
C
will make
D
are going to make

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

That exercise looks difficult. I ... (help) you
A
help
B
am helping
C
will help
D
am going to help

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I hope the weather ... (to be) nice.
A
is
B
will be
C
is going to be nice

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welcome! 
Discuss ex. 6, page 191, lesson 2
Watch video about future tense
Practise using future tense
Do ex. 7 + 8, lesson 2
Study words page 225

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

He is going to fall.
(to be) + going to
He is going to fall.
You see it coming. Use (TO BE) + GOING TO if it is CERTAIN.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I am going to buy a new car.
(to be) + going to
I AM GOING to buy a new car.
Use to be + going to for a PLANNED ACTION/ CERTAINTY

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Shall we dance?
shall
SHALL is used (instead of will) in combination with
WE or I.
Usually asking a question.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The phone is ringing! "I will get it."
will
will is also used for a spontaneous decision.
you do NOT have to PLAN it.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Welke zin past hier het best?
A
We're going to hit that horse!
B
We're hitting that horse!
C
We will hit that horse!
D
Shall we hit that horse?

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke zin past hier het best?
A
These kids will go to school.
B
These kids are going to go to school.
C
These kids are going to school.
D
These kids go to school.

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hopefully, I ........ my grammar test.
A
am passing
B
will pass
C
would pass
D
am going to pass

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

My friends and I ........... Glastonbury festival this month.
A
are visiting
B
are going to visit
C
are going to go
D
go

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

My bus is delayed.
I ...... too late at the airport.
A
am being
B
will be
C
am going to be
D
shall be

Slide 37 - Quizvraag

Vanwege de vertraging van je bus heb je nu aanleiding om aan te nemen dat je te laat gaat komen.
What would you like to eat?
> I ..... a sandwich, please.
A
will have
B
have
C
am going to have
D
should have

Slide 38 - Quizvraag

Het is een beslissing die je op dit moment maakt. Daarbij hoort het gebruik van will.