Het bezittelijk voornaamwoord / Le pronom possessif herhaling klas 1

Bonjour tout le monde



Na deze les: weet je wat de pronom possessif is, waar je de uitleg kunt teruglezen en hoe en waarom je het kunt gebruiken.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bonjour tout le monde



Na deze les: weet je wat de pronom possessif is, waar je de uitleg kunt teruglezen en hoe en waarom je het kunt gebruiken.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Neem ook bron H (page 53) voor je!

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?

Slide 4 - Woordweb

Het bezittelijk voornaamwoord staat voor een...
A
...werkwoord
B
...een lidwoord
C
...zelfstandig naamwoord
D
...een voorzetsel

Slide 5 - Quizvraag

Noem een aantal bezittelijk voornaamwoorden in het Nederlands

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Video

Kun je uit het filmpje een aantal bijv. nw. in het Frans ontdekken?

Slide 8 - Woordweb

Slide 9 - Tekstslide

                             R = uit je hoofd leren
        De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 10 - Tekstslide

R = regel uit je hoofd leren
De vorm van het bezittelijk naamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort

Le lit           C'est mon lit.


La chambre          Voilà ma chambre.


Les parents          J'adore mes parents.

Slide 11 - Tekstslide

T 1 = toepassen (oefeningen maken)
voorbeelden
1. Marc est mon frère.
2. Ils sont tes parents.
3. C'est sa maison
4. C'est notre voiture.
5. Ce sont vos livres.
6. Ils font leurs devoirs.

Slide 12 - Tekstslide

voorbeelden

C'est mon lit.                                = Het is mijn bed. 

Mon cours commence.             = Mijn les begint. 

Voilà ma chambre.                     = Hier is mijn slaapkamer.

Je suis dans ma piscine.           = Ik ben in mijn zwembad.

Je mange avec mes parents.  = Ik eet met mijn ouders. 

J'ai fini mes devoirs.                   = Ik heb mijn huiswerk af. 




Slide 13 - Tekstslide

onze ouders
A
vos parents
B
ses parents
C
leurs parents
D
nos parents

Slide 14 - Quizvraag

Vul het juiste bez. vnw. in:
Ik ben in mijn kamer.
chambre = (v)
A
Je suis dans mon chambre.
B
Je suis dans ma chambre.
C
Je suis dans ta chambre.
D
Je suis dans sa chambre.

Slide 15 - Quizvraag

Vul het juiste bez. vnw. in:
Het is jouw boek (m).
A
C' est ton livre
B
C'est mon livre.
C
C' est ta livre
D
C' est tes livre.

Slide 16 - Quizvraag

Hun katten zijn erg schattig.
A
Vos chats sont très mignons
B
Mes chats sont très mignons.
C
Leur chats sont très mignons.
D
Leurs chats sont très mignons.

Slide 17 - Quizvraag

LET OP! 

Slide 18 - Tekstslide

son père
kan dus zowel haar vader als zijn vader betekenen...
A
goed denk ik...
B
geen enkel idee
C
fout denk ik...
D
jazeker en ik weet ook precies waarom

Slide 19 - Quizvraag

Vul het juiste bez. vnw. in:
George est ... (haar) cousin (m).
A
son
B
sa
C
ta
D
ton

Slide 20 - Quizvraag

Let op!
Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!
Amélie est mon amie.  = Amélie is mijn vriendin.
C'est son équerre.         = Dat is zijn geodriehoek.


Slide 21 - Tekstslide

Stappenplan
Oftewel: je kunt het volgende stappenplan gebruiken:
1. Is het meervoud? (‘s’ achter het zelfst. nw.) Ja, 3e kolom.
2. Begint het zelfst. nw. met een klinker/h? Ja, 1e kolom.
3. Is het zelfst. nw. mannelijk? Ja, 1e kolom.
      Is het zelfst. nw. vrouwelijk? Ja, 2e kolom.

Slide 22 - Tekstslide

Vul het juiste bez. vnw. in:
De Stationsstraat 7 is zijn adres (v).
A
7, Rue de Gare est sa adresse.
B
7, Rue de Gare est ton adresse.
C
7, Rue de Gare est ses adresse.
D
7, Rue de Gare est son adresse.

Slide 23 - Quizvraag

Vul het juiste bez. vnw. in:
Marie is mijn vriendin (v).
A
Marie est mes amie.
B
Marie est ma amie.
C
Marie est mon amie.
D
Marie est m'amie.

Slide 24 - Quizvraag

Traduis: jullie vrienden

Slide 25 - Open vraag

Traduis: haar eiland

Slide 26 - Open vraag

hun reis

Slide 27 - Open vraag

Encore des questions? 
Nog vragen? 

Maak nu de oefeningen bij bron H (exercices 30 - 33)

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link

Slide 30 - Link