1C - P1 - week 3 - les 2 - H8 Verhalen vertellen

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
takkenl@farel.nl
Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
takkenl@farel.nl
Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)

Slide 1 - Tekstslide

- Lezen
- Sprookjes
- Bespreken opdrachten
- Verschil Fictie en non-fictie zien in een verhaal
- Aan de slag

Doel:
- Je kent de kenmerken van een sprookje,
- Je beschrijft het plot van een (hedendaags) sprookje
- Je noemt het verschil tussen fictie en non-fictie
- Je benoemt per verhaal of het fictie en non-fictie is.
Vandaag in de les:

Slide 2 - Tekstslide

Stillezen
timer
12:30
Leg je gemaakte huiswerk (H8 1 t/m 8) open op tafel neer

Slide 3 - Tekstslide

Sprookjes...

Slide 4 - Tekstslide

Fictie - Verzonnen
a. Het zou echt hebben kunnen gebeuren
b. Complete fantasie

Non - fictie:
Waarheidsgetrouw

Broodje aap (urban Legend)
- Zou echt kunnen zijn, maar vaak helemaal verzonnen. 
- Wordt vaak doorverteld, zodat mensen vaak geloven dat het echt is. 
Verhalen

Slide 5 - Tekstslide

Lees pagina 36

Maak opdracht 9 tot en met 14

Klaar?
- Ga naar Nieuwsbegrip
- Log in met jouw leerlingnummer als gebruikersnaam én wachtwoord.
- Maak de basisles (lees de tekst en de vragen die hier bijhoren). 


Aan de slag: 

Slide 6 - Tekstslide

Verhalen, zes woorden
Six word story

Waarom zag je me niet staan?

Een goede baan, maar niet gelukkig.

Ik kan mijn telefoon nergens vinden.

De kapper heeft mijn haar verprutst.

Ze wachtte jaren, hij bleek overleden.

En nu jullie:

- Schrijf een verhaal van zes tot twaalf woorden
- Schrijf je verhaal op een kaartje, lever dat in bij de docent
- Je krijgt een verhaal terug, waarvan jij de hoofdpersoon, de gebeurtenis en de plaats beschrijft.
Dit korte verhaal is je huiswerk

Slide 7 - Tekstslide

Bedenk nu zelf een kort verhaal (200 woorden) dat
karakteristiek is voor het genre sprookjes. 

1.  wie komen er in voor. Welke personages zijn er?
2. Welke gebeurtenissen zijn er?
3. Waar speelt het zich af?
4. Wat is de moraal van het verhaal?

5. Schrijf jouw (hedendaagse) sprookje. Lever het in bij de docent. (huiswerk voor volgende week maandag)
Sprookjes...
Wanneer moet het af?
- Na de volgende les lever je het in.
(in die les gaan we er ook aan werken)

(dit is opdracht 11)

Slide 8 - Tekstslide

Noem één ding dat je geleerd hebt tijdens deze les

Slide 9 - Open vraag

-  Voor de les heb je de opdrachten van van vandaag in je schrift staan (t/m 10)
- In de les gaan we verder schrijven aan jouw eigen sprookje van 200 woorden.
- Heb je je boek bij je


Tot dan!

Volgende les: 

Slide 10 - Tekstslide