4H keuzevoorzetsels

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?
  • Grammatik online in Lessonup 
  • Hausaufgaben besprechen (Aufgabe, 7, 8, 9)
  • Aufgaben machen. 

Slide 2 - Tekstslide

Naamvalschema 

Slide 3 - Tekstslide

Noem de 9 keuzevoorzetsels

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Tekstslide

Noem de regel van de keuzevoorzetsels. Wanneer krijg je de 3e naamval en wanneer de 4e naamval?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Let op! 
  • Als je in het Duits wilt zeggen: OP vrijdag, OP zaterdag etc. dan zeg je: AN (en NIET!!! auf) 
  • An dem Freitag, an dem Samstag (am Freitag, am Samstag)

Slide 8 - Tekstslide

Keuzevoorzetsels 
  • 3e naamval: Plaats/tijd
  • 4e naamval: beweging, ergens naartoe 
  • Geen plaats/geen tijd/ geen beweging? auf + über = 4e naamval, de rest 3e naamval.

Slide 9 - Tekstslide

Dativ (3e naamval) 
Akkusativ (4e naamval) 
Mir 
Dir 
Ihm
ihr 
uns
euch
Ihnen
ihnen 
Mich
dich
ihn
sie
uns
euch 
sie
Sie

Slide 10 - Sleepvraag

Heute eine Nachricht über (het) Portal Topf Secret

Slide 11 - Open vraag

Seit (een) Woche sind wir zuhause.

Slide 12 - Open vraag

Wir sind in (de) österreichischen Hauptstadt (w)!

Slide 13 - Open vraag

Wir wohnen in (een) schönen Hotel (s)

Slide 14 - Open vraag

Das Hotel liegt mitten in (het) Zentrum.

Slide 15 - Open vraag

(Achter ons) Hotel liegt ein großer Park.

Slide 16 - Open vraag

Direkt (naast het) Hotel gibt es ein tolles Kaffeehaus

Slide 17 - Open vraag

Der Stephansdom ist auch ganz (in de) Nähe (w)

Slide 18 - Open vraag

Vor (het) Schloss (s) standen viele Menschen.
A
das
B
dem
C
der
D
des

Slide 19 - Quizvraag

(op de) Rückfahrt (w) haben wir uns vorgenommen, etwas zu essen.
A
Auf die
B
Auf dem
C
Auf der
D
Auf das

Slide 20 - Quizvraag

Ich warte auf dich vor (de) Bahnhof (m)
A
dem
B
den
C
das
D
die

Slide 21 - Quizvraag

Ich lege die Karten auf (de) Tisch (m)

Slide 22 - Open vraag

Die Menschen stehen lange in (de) Schlange (w)

Slide 23 - Open vraag

Das Haus hat eine bunte Fassade und (op het) Dach wachsen Pflanzen
A
auf dem
B
auf das
C
auf der
D
auf die

Slide 24 - Quizvraag

An (de) Wändern (pl) wachsen auch Bäume und Pflanzen

Slide 25 - Open vraag

Leg das Geld bitte in (het) Schließfach (s)

Slide 26 - Open vraag

Die Rückfahrt findet (op een) Freitag statt.
A
auf einem
B
an einem
C
auf ein
D
an einen

Slide 27 - Quizvraag

Uit de kraan komt vloeibaar water.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 28 - Quizvraag