In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Kenmerkende aspecten
Tijd van Grieken en Romeinen 3000 v. Chr.- 500 na Chr.
Slide 1 - Tekstslide
Mensen gingen rond 3000 v.C. voor het eerst van de landbouw leven
A
Waar
B
Niet waar
Slide 2 - Quizvraag
Wat is GEEN kenmerk van een samenleving van jagers en verzamelaars?
A
Geen vaste woonplaats
B
Leefden van de jacht
C
Veel verschillende beroepen
D
Leefden van het verzamelen van voedsel
Slide 3 - Quizvraag
Slide 4 - Tekstslide
welk kenmerkend aspect past het beste bij deze afbeelding?
A
De levenswijze van jagers en verzamelaars
B
Tijd van steden en staten
C
Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
D
Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Slide 5 - Quizvraag
Kenmerkende aspecten
KA4: De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
6 v.C. filosofen ontwikkelen rationeel-wetenschappelijke manier van denken. Wetenschappen: wiskunde & natuurkunde (Archimedes en pythagoras) en medisch (Hippocrates). Filosofen: Plato (idealisme), Aristoteles (zichtbare werkelijkheid) en Socrates (tegen democratie). Griekse stadstaat (polis) is zelfstandig. Bestuursvormen : monarchie , oligarchie , aristocratie , tirannie en democratie (Athene; burgers gelijk & vrijheid meningsuiting)
Tijd van Grieken en Romeinen 3000 v. Chr.- 500 na Chr.
Slide 6 - Tekstslide
Kolonisatie door Grieken
Opkomst wetenschappelijk denken
Ontstaan Atheense democratie
Atheense aristocratie
Slide 7 - Sleepvraag
Later gaan Grieken de wereld om hun heen verklaren door:
A
Nog meer mythes te lezen
B
De natuur te onderzoeken
C
Mythes te onderzoeken
D
Veel wijn te drinken
Slide 8 - Quizvraag
Wie was Hippocrates?
A
Griekse leider
B
filosoof
C
een arts
D
orakel
Slide 9 - Quizvraag
Kenmerkende aspecten
KA5: De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
500 v.C. Romeinen stichten Republiek en Rome werd aristocratie met senaat . Expansie in Europa, Noord-Afrika en West-Azië. Rijk gaat van tirannie naar keizerrijk . Na veel burgeroorlog enkele jaren Pax Romana . Romeinse rijk sterk vanwege organisatie, leger en respect voor overwonnen volkeren. Ontstaan Grieks-Romeinse cultuur en verspreiding d.m.v. expansie. Volkeren werden geromaniseerd . Einde: machtsstrijd, Germanen & epidemieën zorgen voor verdeling van het Romeinse Rijk .
Tijd van Grieken en Romeinen 3000 v. Chr.- 500 na Chr.
Slide 10 - Tekstslide
Julius Caesar was de eerste keizer
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Waarom werd Julius Caesar vermoord?
A
Hij benoemde zichzelf tot keizer.
B
Hij benoemde zichzelf tot dictator.
C
Hij was niet aardig voor de Romeinen.
D
Hij maakte het Romeinse Rijk steeds armer.
Slide 12 - Quizvraag
Welke afbeelding hoort bij de Kenmerkende Aspecten uit de tijd van de Grieken en Romeinen?
A
B
C
D
Slide 13 - Quizvraag
Kenmerkende aspecten
KA6: De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
Romeinen wilden realistisch uitbeelden. Tempels, openbare gebouwen, aquaduct, theaters; afgeleid van de Griekse vormentaal .
Tijd van Grieken en Romeinen 3000 v. Chr.- 500 na Chr.
Slide 14 - Tekstslide
Kenmerkende aspecten
KA7: De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noord-West Europa
Germanen leefden in Noord-West Europa in een landbouwsamenleving zonder schrift; leger was ongeorganiseerd en geen wapenuitrusting. Toch winnen ze de eerste slag door terrein voordeel. Vanaf 3 n.C. dringen ze het Romeinse Rijk binnen.
Tijd van Grieken en Romeinen 3000 v. Chr.- 500 na Chr.
Slide 15 - Tekstslide
Kenmerkende aspecten
KA8: De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten
Jodendom
1 God zonder zwaktes (Jahweh). Tenach is heilig boek en verlosser komt nog.
Christendom ontstaan uit jodendom. Bijbel is heilig boek en Jezus is verlosser van de Romeinse heerschappij (christenen werden vervolgd). Jaar 313: Edict van Milaan; einde christelijke vervolging en later zelfs staatsgodsdienst onder keizer Theodosius
Tijd van Grieken en Romeinen 3000 v. Chr.- 500 na Chr.
Slide 16 - Tekstslide
Kenmerkende aspecten
Leer deze uit je hoofd en oefen daarna op de volgende slides
4 De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
5 De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
6 De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
7 De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa.
8 De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten.
Tijd van Grieken en Romeinen 3000 v. Chr.- 500 na Chr.
Slide 17 - Tekstslide
Bij welk kenmerkend aspect past deze bron?
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Badhuis in Trier
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Waardoor konden mensen ook andere beroepen gaan uitoefenen dan boer?
A
Doordat er landbouwoverschotten ontstonden.
B
Doordat er voedsel vanuit het buitenland werd geïmporteerd.
C
Doordat het schrift was ontwikkeld.
D
Doordat er voedsel vanuit het buitenland werd geïmporteerd.
Slide 24 - Quizvraag
Wanneer eindigt de prehistorie?
A
Als mensen in steden gaan wonen
B
Met de uitvinding van het schrift
C
Met het uitsterven van de dinosauriërs
D
Met de komst van de landbouw
Slide 25 - Quizvraag
Welke gebeurtenissen horen bij elkaar?
In Griekenland was landbouw moeilijk...
Grieken verhuisden naar andere gebieden...
Een kolonie hoorde...
Door de Griekse koloniën...
...werd de Griekse cultuur overal bekend.
...daarom trokken mensen er weg.
...en stichtten daar een kolonie.
...bij Griekenland
Slide 26 - Sleepvraag
Wat is Hellenisme?
A
Dat was de hoofdstad van rijk van Alexander de Grote.
B
Dat was de verspreiding van de Griekse cultuur in het rijk van Alexander de Grote.
C
Dat was een Griekse god die erg belangrijk gevonden werd in het rijk van Alexander de Grote.
D
Dat was de filosofie van Alexander de Grote.
Slide 27 - Quizvraag
Zet de gebeurtenissen op goede volgorde:
Hellenisme verspreidt zich
Perzische oorlogen
Grieken gaan koloniseren
Athene verliest oorlog met Sparta
Athene wordt een democratie
Slide 28 - Sleepvraag
Zet in de goede volgorde van vroeger naar later.
Augustus wordt keizer van het Romeinse rijk.
De Romeinen veroveren Griekenland en Spanje.
Julius Caesar wordt vermoord.
De laatste keizer van het Romeinse rijk wordt afgezet.
Rome verslaat de Carthagers definitief.
Slide 29 - Sleepvraag
Het overnemen van de cultuur van de Romeinen noemen we?
A
Griekisering
B
Uniformering
C
Romanisering
D
Germanisering
Slide 30 - Quizvraag
Wat is de juiste volgorde over het bestuur van het Romeinse Rijk?
A
koninkrijk-republiek-keizerrijk
B
republiek-keizerrijk-koninkrijk
C
keizerrijk-koninkrijk-republiek
D
koninkrijk-keizerrijk-republiek
Slide 31 - Quizvraag
De val van het Romeinse rijk zorgde voor meer onveiligheid. Wat was hier GEEN gevolg van?
A
Het christendom werd steeds belangrijker
B
Veel boeren verloren hun zelfstandigheid
C
Veel boeren zochten bescherming van een heer
D
Handel over grote afstanden nam af
Slide 32 - Quizvraag
Romeinen
Grieken
Legden de basis voor de wetenschap
Groot rijk
Christendom
Zeus
Slide 33 - Sleepvraag
Wat betekent pax Romana?
A
het hele Romeinse rijk
B
De vrede in het Romeinse rijk
C
de val van de romeinse cultuur
D
De burgeroorlogen in het Romeinse rijk
Slide 34 - Quizvraag
Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving: een regering van een groep aanzienlijke mensen.