‹Terug naar zoeken

Grammatica (werkwoordspelling)

De tegenwoordige tijd
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2-4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

De tegenwoordige tijd

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd kun je op 3 manieren schrijven. Welke?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vervoeg je een werkwoord (TT) met jij/hij/zij/het...
A
Met 't ex-fokschaap
B
Door de stam te zoeken
C
Stam + T
D
Stam + en

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tegenwoordige tijd; vervoegingen
Enkelvoud:
  • ik / ..... jij?                                                       ===> stam
  • jij / hij / zij / het / u / men / iedereen ===> stam + t

Meervoud:
  • wij / jullie / zij                                               ===> hele werkwoord

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenopgaven tegenwoordige tijd
[dia 12 t/m 23]

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sport & Bewegen
Bij de opleiding Sport en Bewegen worden veel praktijklessen gegeven. Iedere student [geven] minimaal één keer per periode les aan medestudenten. Voordat de les [plaatsvinden], [leveren] de lesgever een lesplan in. In het lesplan [staan] alle onderdelen van de voorbereide les. Zo [zorgen] de lesgever bijvoorbeeld voor een goede warming-up. Ook [kunnen] er voor creatieve spelvormen worden gekozen. Sommige studenten [kijken] erg uit naar het lesgeven, maar een enkeling [vinden] het vooral spannend. Een goede voorbereiding [helpen] dan enorm. Na de les [evalueren] de docent de les met de lesgevers van die dag. De lesgever [schrijven] daarna nog een evaluatieverslag met de belangrijkste tops en tips voor de volgende keer. Tot slot een tip van de taaldocent; [schrijven] je verslagen zoveel mogelijk in de tegenwoordige tijd!

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij de opleiding Sport en Bewegen worden veel praktijklessen gegeven.

Iedere student [geven] minimaal één keer per periode les aan medestudenten.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voordat de les [plaatsvinden], [leveren] de lesgever een lesplan in.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In het lesplan [staan] alle onderdelen van de voorbereide les.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zo [zorgen] de lesgever bijvoorbeeld voor een goede warming-up.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ook [kunnen] er voor creatieve spelvormen worden gekozen.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Sommige studenten kijken erg uit naar het lesgeven, maar een enkeling [vinden] het vooral spannend.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een goede voorbereiding [helpen] dan enorm.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Na de les [evalueren] de docent de les met de lesgevers van die dag.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De lesgever [schrijven] daarna nog een evaluatieverslag met de belangrijkste tops en tips voor de volgende keer.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tot slot een tip van de taaldocent; [schrijven] je verslagen zoveel mogelijk in de tegenwoordige tijd!

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Sport en Bewegen
Bij de opleiding Sport en Bewegen worden veel praktijklessen gegeven. Iedere student geeft minimaal één keer per periode les aan medestudenten. Voordat de les plaatsvindt, levert de lesgever een lesplan in. In het lesplan staan alle onderdelen van de voorbereide les. Zo zorgt de lesgever bijvoorbeeld voor een goede warming-up. Ook kan er voor creatieve spelvormen worden gekozen.
Sommige studenten kijken erg uit naar het lesgeven, maar een enkeling vindt het vooral spannend. Een goede voorbereiding helpt dan enorm. Na de les evalueert de docent de les met de lesgevers van die dag. De lesgever schrijft daarna nog een evaluatieverslag met de belangrijkste tops en tips voor de volgende keer. 
Tot slot een tip van de taaldocent; schrijf je verslagen zoveel mogelijk in de tegenwoordige tijd!

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rondvraag
Heb je nog vragen over werkwoorden in de tegenwoordige tijd?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De verleden tijd

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verleden tijd:
De verleden tijd kan op 2 manieren worden gevormd: 

  • door klankverandering bij klankveranderende werkwoorden (= sterke werkwoorden): loop - liep, zwem - zwom, schijn - scheen, doen - deden, rijden - reden, komen - kwamen
  • door achter de ik-vorm de(n) of te(n) te zetten bij klankvaste werkwoorden (zwakke ww.): werk - werkte, leer - leerde

Slide 20 - Tekstslide

Een overzicht van alle sterke en onregelmatige werkwoorden vind je op: https://onzetaal.nl/taalloket/sterke-werkwoorden

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je het 't ex-kofschip / 't sexy fokschaap?
A
in de tegenwoordige tijd
B
Als je in de VT niet hoort of je het met -te of -de moet schrijven
C
Als je het onderwerp van de zin zoekt
D
Bij de verleden tijd en voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verleden tijd (zwakke ww)
VT ==> - bij zwakke werkwoorden: leg je vinger op -en
               - is de laatste letter een T, K, F, S, C, H, P of X?
                        ja? dan STAM + TE(N)          nee? dan STAM + DE(N)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvattend tot nu toe:
TT ==> 3 mogelijkheden:   [1] stam,   [2] stam + t,   [3] hele ww

VT ==> onderscheid sterke en zwakke werkwoorden
               - bij zwakke werkwoorden: leg je vinger op -en
               - is de laatste letter een T, K, F, S, C, H, P of X?
                        ja? dan STAM + TE(N)          nee? dan STAM + DE(N)

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afgelopen zaterdag .......... mijn oom en ik aan het kanaal.
[vissen]
A
visde
B
visden
C
viste
D
visten

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het team ......... een goede wedstrijd.

[spelen]
A
speeld
B
speelt
C
speelde
D
speelden

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vorig jaar ....... wij veel avonturen.

[beleven]
A
beleefde
B
beleefden
C
beleefte
D
beleeften

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afgelopen weekend ............ Kim met een goed boek.
[relaxen]
A
relax
B
relaxde
C
relaxte

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens landkamp ............ Jamie en Vera voor een goede sfeer.
[zorgen]
A
zorgde
B
zorgden
C
zorgte
D
zorgten

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het voltooid deelwoord

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord:
Het voltooid deelwoord heeft een aantal kenmerken:

  • Het geeft aan dat iets voltooid is (het is klaar of voorbij)
  • Het kan niet van tijd veranderen
  • Meestal staat er een hulpwerkwoord bij (hebben, zijn of worden)
  • Veel voltooide deelwoorden beginnen met de voorvoegsels ge-, be-, of ver- 

Vb.: Lisa heeft gelachen. /  Aziz heeft besteld. / Het voorstel is verworpen.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'T KofSCHiP X / SeXy FoKSCKaaP / SoFT KeTCHuP X

VT ==> - bij zwakke werkwoorden: leg je vinger op -en
               - is de laatste letter een T, K, F, S, C, H, P of X?
                        ja? dan STAM + TE(N)          nee? dan STAM + DE(N)

Volt.dw.: in de zin staat een vervoeging van het werkwoord ZIJN of HEBBEN.
                   Het  begint vaak met ge-, be- of ver-
                   Bij zwakke werkw. pas je ter controle van de laatste letter Kofschip-
                   regel toe [haal -en van hele ww. en kijk naar laatste letter]  

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de zomer heeft hij extra .........

[werken]
A
gewerkd
B
gewerkt

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb jij na jouw onderzoek ......?

[concluderen]
A
geconcludeerd
B
geconcludeert

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij heeft mij een cadeautje ...
A
belooft
B
beloofd
C
beloofde

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij ... wel meer.

[beloven]
A
belooft
B
beloofd

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij zijn nu beter voor de toets ......

[voorbereiden]
A
voorbereid
B
voorbereidt
C
voorbereit

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

TT ==> 3 mogelijkheden: [1] stam, [2] stam + t, [3] hele ww

VT ==> onderscheid sterke en zwakke werkwoorden
               - bij zwakke werkwoorden: leg je vinger op -en
               - is de laatste letter een T, K, F, S, C, H, P of X?
                   ja? dan STAM + TE(N) nee? dan STAM + DE(N)

Volt.dw: in de zin staat een vervoeging van HEBBEN of   
                ZIJN. Het begint vaak met ge-, be- of ver- 
                controle laatste letter: -d of -t? Pas de Kofschip-
                regel toe
                toe.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rondvraag
Heb je nog vragen over de vervoeging van werkwoorden?
Zelfstandig maken van Grammatica §3.2 en §3.3 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meer lessen zoals deze

1.4 Pitch, Grammatica §3.1, §3.2 en §3.3 (n.3-4)

- Les met 40 slides
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

Werkwoordspelling

- Les met 15 slides
NederlandsSecundair onderwijs

Grammatica extra oefenen

- Les met 28 slides
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

Proefles o.v.t. zwakke en sterke werkwoorden, 1F

- Les met 27 slides door SCORE Nederlands vo/mbo
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1
SCORE Nederlands vo/mboSCORE Nederlands vo/mbo

Spelling persoonsvorm in de vt

- Les met 25 slides
Steunles spellingMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

1.4 Grammatica §3.1 + §3.2 (hh.) en §3.3 (n.2)

- Les met 28 slides
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

Werkwoordspelling

- Les met 15 slides
NederlandsSecundair onderwijs

Werkwoordspelling

- Les met 15 slides
NederlandsSecundair onderwijs