Begripsvragen en korte verhalen om de begrippen op toe te passen
H4 - Mevrouw Van Kolck
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4
In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Van verhalen kun je leren - TW2
ED 5% + VT1
Begrippen uit Laagland hoofdstuk 1 en 2
Begripsvragen en korte verhalen om de begrippen op toe te passen
H4 - Mevrouw Van Kolck
Slide 1 - Tekstslide
Noem de vier vertelperspectieven.
Slide 2 - Open vraag
Wat is het perspectief?
Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. ‘Kwart voor zes,’ mompelde hij, ‘het is nog nacht.’ Hij wreef zich in het gezicht. ‘Wat een ellendige droom,’ dacht hij. ‘Waar ging het over?’ Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. ‘Het wordt dit weekeind goed weer,’ zei iemand.
A
Ik-perspectief
B
Personaal
C
Alwetend
D
Meervoudig
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het perspectief?
"Anton woonde in het tweede huis van links: dat met het rieten dak. Het heette al zo toen zijn ouders het kort voor de oorlog huurden; zijn vader had het eer der ‘Eleutheria’ genoemd of iets dergelijks, maar dan geschreven in griekse letters. Ook al voordat de catastrofe plaatsvond, had Anton de naam ‘Buitenrust’ niet opgevat als de rust van het buitenzijn, maar als iets dat buiten de rust was."
A
Ik-perspectief
B
Personaal
C
Alwetend
D
Meervoudig
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het perspectief?
"De eerste tien jaar van mijn leven was ik niet arm. Ik was op veel manieren anders dan de mensen om mij heen, maar armer was ik niet. Dat weet ik. Er is een moment geweest waarop ik het merkte. Dat herinner ik me als de dag van gisteren."
A
Ik-perspectief
B
Personaal
C
Alwetend
D
Meervoudig
Slide 5 - Quizvraag
Verteltijd
Vertelde tijd
Aantal pagina's in het boek
De jeugdjaren van de hoofdpersoon die verteld worden.
De dag die verstrijkt in hoofdstuk 1.
De minuten die het duurt om een een verhaal (voor) te lezen.
Slide 6 - Sleepvraag
Bij welke zin begint de flashback?
"Heb ik nooit verteld over die keer dat je oma en ik in het buitenland zaten?”
“Nee, daar weet ik niets van.”
“Het is nu al zeker dertig jaar geleden. We hadden een reis geboekt naar India. In die tijd was het niet gebruikelijk om te reizen. Het begon allemaal toen we uit het vliegtuig stapten..."
A
"Heb ik..."
B
"Het is..."
C
"Het begon..."
Slide 7 - Quizvraag
Met een flashback wordt het verhaal...
A
niet-chronologisch.
B
chronologisch.
Slide 8 - Quizvraag
Hoe leer je Youssef kennen in dit fragment?
"Youssef zag eruit alsof hij dan toch in de vuurlinie terecht was gekomen die hij preventief was ontvlucht. Zijn haar stond in asgrijze pieken uiteen. Op zijn gezicht hadden baksteenstof en zweet zich vermengd tot een oorlogsmasker, hier en daar bijgeschminkt met klodders bloed en zwarte smurrie. Zijn uitgespaarde ogen leken des te groter en dwingender, maar zonder een spoortje angst erin. "
A
Direct
B
Indirect
Slide 9 - Quizvraag
Lees nu het verdere fragment (opdracht 1) over Youssef op Classroom.
Beantwoord de vragen zo concreet mogelijk voor de les op vrijdag.
We starten de les met het bespreken van de antwoorden en gaan daarna verder lezen in het leesboek.