Duits / H3 / 30-9

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Deutsch - H3

Herzlich wilkommen!

Inhalt dieser Stunde

• Wiederholen: Zeitangaben mit Präpositionen
• Arbeiten: G machen

Lernziele:

• Am Ende dieser Stunde kann ich korrekte Sätze mit Zeitangaben und die zugehörige Präpositionen machen.

Tijdsaanduidingen

Vandaag herhalen we de tijdsaanduidingen weer. Nu gaan we het hebben over de voorzetsels.

Om weer even de stof van een paar weken geleden terug te halen, gaan we eerst even beginnen met vertalen.

Vertaal: an

1. op
2. om
3. in
4. van ... tot

Vertaal: in

1. op
2. om
3. in
4. van ... tot

Vertaal: um

1. van ... tot
2. om
3. in
4. op

Vertaal: von ... bis

1. op
2. in
3. om
4. van ... tot

Tijdsaanduidingen

Nu we de betekenis van de voorzetsels weer weten, gaan we die voorzetsels koppelen aan de tijdsaanduidingen. 

De volgende opdracht is een sleepopdracht. Links staan de vier voorzetsels, rechts staan de tijdsaanduidingen.

Sleep het juiste voorzetsel naar de bijbehorende tijdsaanduiding. 

Let op! Im = in + dem en am = an + dem.

um

im

am

von ... bis

maand

kloktijd

maand/dag/kloktijd

dag / tijd

Een stapje verder!

Nu we de voorzetsels bij de bijbehorende tijdsaanduiding hebben gezet, gaan we weer een stapje hoger.

In de volgende opdracht staan een woorden gehusseld. Het is de bedoeling dat je de zin in de juiste volgorde zet. Je hoeft niks te veranderen aan de zin en je hoeft ook niks toe te voegen.

Let op! Zet de tijdsaanduiding steeds aan het begin van de zin.

ich - ins Kino - gehe - Montag - am

Frankreich - im - fahre - nach - ich - Oktober

beginnt - der Unterricht - 8:00 Uhr - um

Pause - ich - 10:00 Uhr - habe - von - bis - 9:30 Uhr

De laatste stap

Nog een laatste opdracht.

Nu we een aantal zinnen in een lopende volgorde hebben gezet, gaan we door naar het laatste onderdeel.

Er wordt een vraag gesteld in het Duits. 

Geef antwoord in het Duits en maak hele zinnen.

In welchem Monat hast du Geburtstag?

Was machst du oft am Freitagabend?

Wie spät stehst du auf wenn du Unterricht hast?

Von wann bis wann hast du Pause?

En door!

Zo, dat zit er op!

Ga nu verder met je weektaak.

Maak G: AB. S. 18-19