Oefentoets monohybride kruisingen

Oefentoets monohybride kruisingen
BESPREKING
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets monohybride kruisingen
BESPREKING

Slide 1 - Tekstslide

Vraag 1

Slide 2 - Tekstslide

Bij bloemen is het allel voor rode kleur (A) dominant. De witte kleur (a ) is recessief. Een plant die homozygoot is voor de kleur rood wordt gekruist met een witte plant. Een nakomeling uit de F1 wordt gekruist met een heterozygote plant met rode bloemen.
Wat is de kans dat er planten met rode bloemen uit deze laatste kruising ontstaan?

A
0%
B
1/4 deel of 25%
C
1/2 deel of 50%
D
3/4 deel of 75%

Slide 3 - Quizvraag

Bij bloemen is het allel voor rode kleur (A) dominant. De witte kleur (a ) is recessief. Een plant die homozygoot is voor de kleur rood wordt gekruist met een witte plant. Een nakomeling uit de F1 wordt gekruist met een heterozygote plant met rode bloemen.          
Wat is de kans dat er planten met rode bloemen uit deze laatste kruising ontstaan?

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 2

Slide 5 - Tekstslide

Bij een pasgeboren baby wordt wat bloed afgenomen door middel van de hielprik. Uit onderzoek van het bloed blijkt dat het kind een erfelijke stofwisselingsziekte heeft, die P.K.U. heet. Geen van beide ouders heeft de verschijnselen van deze ziekte. De twee ouders willen graag nog een kind. Hoe groot is de kans dat dit tweede kind ook P.K.U. zal hebben?

A
25%
B
50%
C
75%
D
Dat kun je niet berekenen

Slide 6 - Quizvraag

Bij een pasgeboren baby wordt wat bloed afgenomen door middel van de hielprik. Uit onderzoek van het bloed blijkt dat het kind een erfelijke stofwisselingsziekte heeft, die P.K.U. heet. Geen van beide ouders heeft de verschijnselen van deze ziekte. De twee ouders willen graag nog een kind. Hoe groot is de kans dat dit tweede kind ook P.K.U. zal hebben?

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 3

Slide 8 - Tekstslide

Bij de mens wordt de oogkleur erfelijk bepaald. Het gen voor bruine ogen is dominant over dat voor blauwe ogen. Uit één bevruchte eicel ontstaat een tweeling: Ruben en Robert. Ruben heeft blauwe ogen, terwijl beide ouders bruine ogen hebben.
Hoe groot is de kans dat Robert ook blauwe ogen heeft, net als zijn broer Ruben?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 9 - Quizvraag

Vraag 4

Slide 10 - Tekstslide

Andalusische hoenders kunnen zwart, wit of gespikkeld gevederd zijn. De tweede generatie die door onderlinge kruising van de F1 wordt verkregen bevat 234 zwarte, 493 gespikkelde en 265 witte kippen. Vervolgens wordt een gespikkelde kip een aantal malen gekruist met een witte. Hoe groot is de kans (in %) op het ontstaan van witte nakomelingen?

Slide 11 - Open vraag

Andalusische hoenders kunnen zwart, wit of gespikkeld gevederd zijn. De tweede generatie die door onderlinge kruising van de F1 wordt verkregen bevat 234 zwarte, 493 gespikkelde en 265 witte kippen. Vervolgens wordt een gespikkelde kip een aantal malen gekruist met een witte. 
Hoe groot is de kans (in %) op het ontstaan van witte nakomelingen?

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 5

Slide 13 - Tekstslide

Bij Drosophila is het allel voor gewone lichaamskleur dominant over het allel voor een zwarte lichaamskleur. Twee vliegen werden gekruist en kregen 99 nakomelingen met een gewone lichaamskleur en 32 nakomelingen met een zwarte lichaamskleur.
Wat zijn de genotypen van de ouders?
En wat de fenotypen van de ouders?

A
Genotypen ouders: AA en aa en fenotypen: gewone lichaamskleur en zwart
B
Genotypen ouders: Aa en aa en fenotypen: gewone lichaamskleur en zwart
C
Genotypen ouders: Aa en Aa en fenotypen: beide ouders gewone lichaamskleur
D
Genotypen ouders: AA en Aa en fenotypen: beide ouders gewone lichaamskleur

Slide 14 - Quizvraag

Bij Drosophila is het allel voor gewone lichaamskleur dominant over het allel voor een zwarte lichaamskleur. Twee vliegen werden gekruist en kregen 99 nakomelingen met een gewone lichaamskleur en 32 nakomelingen met een zwarte lichaamskleur.
Wat zijn de genotypen van de ouders?
En wat de fenotypen van de ouders?

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 6

Slide 16 - Tekstslide

Iemand die in staat is om zijn tong in de lengterichting tot een gootje te rollen, is in het bezit van allel R. Iemand die niet in staat is om zijn tong te rollen (rr) heeft twee zusters die het wel kunnen. Welke genotypen van de ouders en de zusters zijn dan mogelijk?

A
ouders RR en Rr; zusters RR en/of Rr
B
ouders Rr en RR; zusters alleen RR
C
ouders RR en Rr; zusters alleen Rr
D
ouders Rr en Rr; zusters RR en/of Rr

Slide 17 - Quizvraag

Iemand die in staat is om zijn tong in de lengterichting tot een gootje te rollen, is in het bezit van allel R. Iemand die niet in staat is om zijn tong te rollen (rr) heeft twee zusters die het wel kunnen. 
Welke genotypen van de ouders en de zusters zijn dan mogelijk?

Slide 18 - Tekstslide

De overerving van een bepaalde vorm van doofheid is in de stamboom aangegeven. De allelen A en a spelen een rol bij de bepaling van het gehoorvermogen.
Wat is het genotype van persoon T?
  • Bepaal eerst wat dominant is. Doof (zwart) of niet doof (wit)?
  • Bepaal dan of het een X-chromosomale overerving is. Hoe?? Een dominant vader (XAY) krijgt altijd een dominante dochter XAX-. En een recessieve moeder XaXa krijgt altijd een recessieve zoon XaY. Klopt dit niet? Dan is het autosomaal!

Slide 19 - Tekstslide

De overerving van een bepaalde vorm van doofheid is in de stamboom aangegeven. De allelen A en a spelen een rol bij de bepaling van het gehoorvermogen.
Wat is het genotype van persoon T?

Slide 20 - Open vraag

De overerving van een bepaalde vorm van doofheid is in de stamboom aangegeven. De allelen A en a spelen een rol bij de bepaling van het gehoorvermogen.
Wat is het genotype van persoon T?
  • Bepaal eerst wat dominant is. Doof (zwart) of niet doof (wit)?
  • Bepaal dan of het een X-chromosomale overerving is. Hoe?? Een dominant vader (XAY) krijgt altijd een dominante dochter XAX-. En een recessieve moeder XaXa krijgt altijd een recessieve zoon XaY. Klopt dit niet? Dan is het autosomaal!

Slide 21 - Tekstslide

Vraag 8

Slide 22 - Tekstslide

Bij bananenvliegjes wordt de oogkleur o.a. bepaald door een gen gelegen in het X-chromosoom. Het allel voor rode oogkleur is dominant over het allel voor witte oogkleur.
Bij welke van de volgende kruisingen zullen alle mannelijke nakomelingen witogig zijn?
A
Heterozygoot wijfje x roodogig mannetje
B
Heterozygoot wijfje x witogig mannetje
C
Witogig wijfje x roodogig mannetje
D
Homozygoot roodogig wijfje x witogig mannetje

Slide 23 - Quizvraag

Bij bananenvliegjes wordt de oogkleur o.a. bepaald door een gen gelegen in het X-chromosoom. Het allel voor rode oogkleur is dominant over het allel voor witte oogkleur.
Bij welke van de volgende kruisingen zullen alle mannelijke nakomelingen witogig zijn?

Slide 24 - Tekstslide

Ik heb de oefentoets goed gemaakt en ik snap de monohybride vraagstukken goed
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll