Vraag 1
Mikael woont samen met zijn moeder en vader op een klein eiland in de
Noordzee. In het verhaal komt naar voren hoe deze drie familieleden over elkaar
denken en hoe ze zich voelen. Beschrijf de onderlinge relaties.
Vraag 2
a) Je leest in het fragment hoe de ik-persoon reageert, denkt en voelt op de
vermissing van de vader in het verhaal. Wat vind je van zijn reactie?
b) Op een schaal van één (onwaarschijnlijk) tot tien (zeer waarschijnlijk) acht
jij de kans dat de vader nog terugkeert?
c) Je voelt wel dat Mikael weet wat er met zijn vader gebeurd is. Toch zegt
hij niets tegen zijn moeder. Vertel eens waarom hij dat zou doen.
d) Wat denk je dat er gebeurd is tijdens het zwemmen?