1.1 Wat wil je kopen? Oefeningen blz. 10 en 11

Economie
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Economie

Slide 1 - Tekstslide

Vraag 1. Ben je in het onderstaande geval aan het consumeren?

Op internet bestel je een paar sportschoenen.
A
Ja, je bent aan het consumeren
B
Nee, je bent niet aan het consumeren

Slide 2 - Quizvraag

Vraag 2. Ben je in het onderstaande geval aan het consumeren?

Bij de tattooshop laat je een tattoo op je bovenarm aanbrengen.
A
Ja, je bent aan het consumeren
B
Nee, je bent niet aan het consumeren

Slide 3 - Quizvraag

Vraag 3. Ben je in het onderstaande geval aan het consumeren?

Je koopt op internet sieraden om die later op een grote markt te gaan verkopen.
A
Ja, je bent aan het consumeren
B
Nee, je bent niet aan het consumeren

Slide 4 - Quizvraag

Vraag 4. Waarvan is op de foto sprake?


A
Consumeren
B
Zelfvoorziening

Slide 5 - Quizvraag

Vraag 5. Welk begrip hoort er op de puntje te staan?

Om te consumeren heb je vooral ... nodig.
A
Geld
B
Tijd

Slide 6 - Quizvraag

Vraag 6. Welk begrip hoort er op de puntje te staan?

Voor zelfvoorziening moet je vooral genoeg ... hebben.
A
Geld
B
Tijd

Slide 7 - Quizvraag

Vraag 7. "We leven in een consumptiemaatschappij."

Wat betekent deze uitspraak?
A
We kopen vooral basisbehoeften.
B
We kopen veel, ook wat we niet nodig hebben.
C
We kopen vooral dingen die we nodig hebben.
D
We maken van alles wat we zelf nodig hebben.

Slide 8 - Quizvraag

Vraag 8: Bereken het gemiddeld cijfer dat de leerling gehaald heeft. Rond altijd af op één decimaal achter de komma, ook bij een heel getal. 9,0 - 7,5 - 8,0 - 5,7

Slide 9 - Open vraag

Vraag 9: Bereken het gemiddeld cijfer dat de leerling gehaald heeft. Rond altijd af op één decimaal achter de komma, ook bij een heel getal. 6,0 (2x) - 7,3 - 6,7

Slide 10 - Open vraag

Vraag 10: Bereken het gemiddeld cijfer dat de leerling gehaald heeft. Rond altijd af op één decimaal achter de komma, ook bij een heel getal. 7,2 (2x) - 5,5 - 6,1 - 5,6

Slide 11 - Open vraag

Vraag 11: Bereken de gemiddelde
prijs van een consumptie. Schrijf je
antwoord op als € 1,50 (bijvoorbeeld).

Slide 12 - Open vraag