M4A Herhalingsweek

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide




                           
                             of this lesson:

To practise for the speaking exam. 

To understand if you are good to go for the speaking exam. 


Slide 2 - Tekstslide

News article 
  • Some need to send me the entire article in a word document, not just the link: Tugba, Dicle, Aleyna, Nesrine, Zeynep and Anniyah
  • Summary = in eigen woorden!

Let's take a look at some frequently made mistakes in speaking!

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

What are false friends?
Cook Vs. Koek
Some English words are quite similar in terms of spelling and sound compared to Dutch words. Yet, they have a total different meaning. These words are called false friends or valse vrienden. 

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden
Nederlands
Juiste vertaling
Engels
Juiste vertaling
braaf
well-behaved
brave
dapper
eekhoorn
squirrel
acorn
eikel
mening
opinion
meaning
betekenis
brutaal
cheeky
brutal
wreed
slimme
smart
slim
slank

Slide 6 - Tekstslide

Verbeter de zin:
I had for a couple of months pain.
timer
1:00

Slide 7 - Open vraag

Word order


He               was looking       at        the shop window      in Market street            last time we were there.
Subject           Verb                                    Object                      Place                                            Time
SVOPT!

Slide 8 - Tekstslide

Verbeter de zin:
She didn't wanted to do it.
timer
1:00

Slide 9 - Open vraag

Verbeter de zin:
There are only one game in the season.
timer
1:00

Slide 10 - Open vraag

Verbeter de zin:
He is very thankfully.
timer
1:00

Slide 11 - Open vraag

noun
verb
adjective
adverb

znw
ww
bnw
bw

Slide 12 - Tekstslide

A word that tells you something about an object or a person. For example what it looks like. 
A word that usually describes an action, it is something you can do.
A word that identifies people, objects, ideas, places etc.
A word that is used to change the meaning of a verb, an adjective or another adverb
ADJECTIVE
VERB
ADVERB
NOUN

Slide 13 - Sleepvraag

beautiful
noun  --> beauty
verb --> to beautify
adjective --> beautiful / thankful
adverb --> beautifully/thankfully

Slide 14 - Tekstslide

What can you do to prepare for the speaking exam?

Slide 15 - Woordweb

News article
interviewer: What is your article about? 
Why did you choose the article?
Is it important to know about your article/why or why not?
interviewee: you answer the questions about your article. 
timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

In this picture we see ………
This picture shows ………..
in the middle..../in the centre...
at the top.../at the bottom ...
on the left.../ on the right....
in the top right-hand corner...
in the bottom left-hand corner...
in the background / in the foreground...
I can see the colors............
Ways to describe a picture

Slide 19 - Tekstslide

timer
3:00

Slide 20 - Tekstslide

timer
3:00

Slide 21 - Tekstslide

timer
3:00

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide




                           
                             of this lesson:

To practise with linking words

To practise with exam texts 

Slide 24 - Tekstslide

Het recept
- Ken de Signaalwoorden

- Ken je Woordjes (build up/lijst examenbundel)

- Ken de Vraagsoorten

- Oefenen, oefenen, oefenen, oefenen

Slide 25 - Tekstslide

Signaalwoorden
Zorg dat je:
A) signaalwoorden herkent
B) Weet welk verband ze aangeven
C) Hoe je ze in een zin gebruikt
D) LEER JE SIGNAALWOORDEN!!!!!


Build Up blz. 122-127

Slide 26 - Tekstslide

Choose the linking words that add information
A
Therefore, so
B
Because, since
C
Also, too, as well
D
For example, such as

Slide 27 - Quizvraag

Which linking word is the odd one out?
A
therefore
B
such as
C
for instance
D
for example

Slide 28 - Quizvraag

He should not be doing this job, ____ he was not trained for it.
A
despite
B
however
C
since
D
such as

Slide 29 - Quizvraag

He could read and write
______ being blind.
A
despite
B
as a result of
C
even though
D
besides

Slide 30 - Quizvraag

I like Italian food,...................pizza.
A
Such as
B
As well as
C
For example
D
Obviously

Slide 31 - Quizvraag

Stappenplan
1. Scannen: Titel, plaatjes, intro -> Waar gaat de tekst over?
1a. LEES NIET DE HELE TEKST DOOR!!!
2. Lees de vraag: In welke alinea's moet je kijken? -> aanstrepen
3. wat voor soort vraag is het? ABCD/gaten/open/bewering?

4. Volg de stappen die nu nog gaan komen.

Slide 32 - Tekstslide

Vraagsoorten
- Meerkeuzevraag/gatenvragen: wegstrepen
- Open vraag: zorg dat je in het Nederlands antwoord
- citeren: zorg dat je de eerste twee woorden opschrijft van een zin: "since he" (alinea 3). 
open/citeer vragen: als er een citaat staat in de vraag, moet je dat stukje tekst helemaal begrijpen!!

Slide 33 - Tekstslide

Open vragen
Bij een open vraag is het belangrijk dat je de tijd neemt om de vraag goed te lezen.

De vraag zegt namelijk vaak al waar je moet zoeken en waar je op moet letten. 

Daarnaast staat er ook hoe je het antwoord moet opschrijven, bijvoorbeeld door te citeren, of met een of twee woorden, of in Nederlands. 

Slide 34 - Tekstslide

Open vragen
- Do NOT answer in English = 0 points
- Do not translate literally, write in your own words
- Be explicit, do not write down general terms like "je moet een aan een bepaalde categorie voldoen"
- Do NOT use any English words in your answer!

Slide 35 - Tekstslide

Wat is volgens alinea 1 de belangrijkste oorzaak voor het krimpen van de
aantallen rode eekhoorns?
Geef antwoord in het Nederlands.

Slide 36 - Open vraag

Uitleg
De vraag was: Wat is volgens alinea 1 de belangrijkste oorzaak voor het krimpen van de
aantallen rode eekhoorns?
Geef antwoord in het Nederlands. 

- Signaalwoorden in de tekst: yet (r.2)

- Als we de zin die begint met yet  gaan lezen zien we het woord predominantly, wat 'belangrijkste' betekent.

- De zin in zijn geheel laat zien dat er een virulent virus is dat zorgt voor het verdrijven van rode eekhoorns. 

- Alle elementen van de vraag komen in deze zin terug. De oorzaak is dus een virus/besmettelijke ziekte.

Slide 37 - Tekstslide

Stappenplan
- Lees de vraag en markeer als dat kan het stuk tekst waar je het antwoord moet zoeken. Als er een citaat in de vraag staat markeer je dat. Het antwoord staat daar namelijk vrijwel altijd dichtbij.

- Daarna kijk je in de vraag wat ze precies willen weten. Vragen ze om een voorbeeld, een tegenstelling of toch een opsomming?

- Met het antwoord op de vorige vraag ga je zoeken naar signaalwoorden. Die dat tekstverband weergeven.

- Vlakbij het juiste signaal- of functiewoord zul je het antwoord vinden.

- Schrijf daarna het antwoord op volgens de instructies in het examen, waarbij de taaltekenregels niet vergeten moeten worden. 
Voorbeeld

Wat is volgens alinea 1 de belangrijkste oorzaak voor het krimpen van de
aantallen rode eekhoorns? 
Geef antwoord in het Nederlands. 

--> Je markeert alinea 1.
--> Ze zoeken een belangrijke oorzaak/reden
--> er is een vermindering in het aantal rode eekhoorns
--> Je moet in eigen woorden in het Nederlands antwoorden

Slide 38 - Tekstslide

Zeehonden hebben volgens deze tekst drie lichamelijke kenmerken die hen in staat stellen in water te leven en hun eten te vangen.
Noem er twee.

Slide 39 - Open vraag

Stappenplan
- Lees de vraag en markeer als dat kan het stuk tekst waar je het antwoord moet zoeken. Als er een citaat in de vraag staat markeer je dat. Het antwoord staat daar namelijk vrijwel altijd dichtbij.

- Daarna kijk je in de vraag wat ze precies willen weten. Vragen ze om een voorbeeld, een tegenstelling of toch een opsomming?

- Met het antwoord op de vorige vraag ga je zoeken naar signaalwoorden. Die dat tekstverband weergeven.

- Vlakbij het juiste signaal- of functiewoord zul je het antwoord vinden.

- Schrijf daarna het antwoord op volgens de instructies in het examen, waarbij de taaltekenregels niet vergeten moeten worden. 
Voorbeeld

-geen citaat dus je kunt niet onderstrepen. 

-Je weet wel dat het om drie kenmerken gaat dus waarschijnlijk een opsommingen: dus linking words als "also, first, secondly, furthermore" etc.

- kijk of je die linking words kunt vinden. Je vindt "also" in de tekst, daar dichtbij staan 2 kenmerken. 
- Je schrijft in het Nederlands die kenmerken op. 

Slide 40 - Tekstslide

Ter conclusie
Om een voldoende te halen moet je woordjes kennen

Weet wat CITO van je vraagt en je kunt genoeg vragen goed beantwoorden.

Oefening baart kunst

Signaalwoorden, signaalwoorden, signaalwoorden!!!

Heel veel succes!

Slide 41 - Tekstslide

Anything that is unclear/questions about SE2 reading/linking words?

Slide 42 - Woordweb

Final tips
  • Use the phrases on the previous slides and practice with the lessonups I have shared. 
  • Practice with classmates and speak as much English as possible, make up stories you do not need to speak the truth. 
  • Listen to English series/movies with English subtitles. 
  • Stay calm, breathe and make sure to know what your article is about 

Slide 43 - Tekstslide

Blooket
Linking words 

Slide 44 - Tekstslide

Personal questions
1) What was the most interesting day of your holiday?
2)  What is your favourite season? Why?
3) What is more important school or work. Why?
4) If you had one more hour to live who would you go to?
5) If you had to describe yourself in one word. Which word would you choose?
6) Which event in the world should everyone know about?

Slide 45 - Tekstslide