Chapitre 3GH

BONJOUR 
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

BONJOUR 
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Ex. 26b
Onderstreep 
'les liaisons'

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Exercies 27 (blz. 35)

Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent Venir ?
Kijk naar de zinnen op het bord
- Tu viens à mon anniversaire?
- Je viens de Rotterdam.
- Vous venez à dix heures du matin. 

Venir = 

Slide 6 - Tekstslide

Venir - Présent 
Nederlands
Frans
Ik kom
Je viens
Jij komt
Tu viens
Hij / Zij / Men komt
Il / Elle / On vient
Wij komen
Nous venons
Jullie komen / U komt
Vous venez
Zij komen
Ils / Elles viennent

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Venir - passé composé
Nederlands
Frans
Ik ben gekomen
Je suis venu(e)
Jij bent gekomen
Tu es venu(e)
Hij is gekomen / Zij is gekomen / Men is gekomen
Il est venu / Elle est venue / On est venu(e)(s)
Wij zijn gekomen
Nous sommes venu(e)s
Jullie zijn gekomen / U bent gekomen
Vous êtes venu(e)(s)
Zij zijn gekomen
Ils sont venus / Elles sont venues
Let op: venir wordt met être vervoegd, dus je moet soms iets aan het voltooid deelwoord toevoegen

Slide 9 - Tekstslide

Le verbe 'venir'

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Tu ________ à ma maison?
1
présent
A
es venu
B
vient
C
venu
D
viens

Slide 13 - Quizvraag

Avant, elle (présent) me voir souvent.
2
A
venons
B
est venu
C
vient
D
est venue

Slide 14 - Quizvraag

Nous (présent) à vous.
3
A
venons
B
vienons
C
venions
D
venirions

Slide 15 - Quizvraag

4. Elles (présent) avec nous.
4
A
viennent
B
venent
C
venait
D
venaient

Slide 16 - Quizvraag

Marie ________________ à ma maison.
1
De passé composé
A
est venu
B
a venue
C
est venue
D
est venues

Slide 17 - Quizvraag

Bruno _____________ à quatre heures.
2
A
a venu
B
as venu
C
est veni
D
est venu

Slide 18 - Quizvraag

Elles _________ avec lui.
3
A
sont venues
B
est venu
C
a venues
D
a venue

Slide 19 - Quizvraag

Tu ________ à sa fête.
4
A
est venu
B
es venu
C
as venu
D
ai venu

Slide 20 - Quizvraag

1. Marie en Sophie zijn gekomen.

Slide 21 - Open vraag

2. Zij komt.

Slide 22 - Open vraag

3. Jij komt ook?

Slide 23 - Open vraag

Les devoirs
Faire: ex.  29,30,31.

Slide 24 - Tekstslide