Les 2 16-12: Personages & perspectief

Fictie: personages en perspectief
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Fictie: personages en perspectief

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lezen
  • Fictie paragraaf 2
  • Aan de slag (huiswerk)

Slide 2 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit wat het verschil is tussen fictie en non-fictie.

Slide 3 - Open vraag

Niet-realistisch
Realistisch

Slide 4 - Tekstslide

Personages 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Medespelers en figuranten
Bijfiguren kun je onderverdelen in medespelers en figuranten.

Medespelers
Medespelers spelen een rol in het verhaal, maar minder groot dan die van de hoofdpersoon.
Figuranten 
Figuranten komen enkel voorbij, worden enkel genoemd in het verhaal, maar spelen geen rol in het verhaal.
.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Perspectief

Slide 10 - Tekstslide

Perspectief en verteller

Perspectief betekent: Gezichtspunt.

Daarmee wordt bedoeld dat de lezer als het ware 'over de schouder' meekijkt met een van de personages.


Er zijn 3 soorten perspectief:

  1.  Ik-perspectief
  2.  Hij/zij-perspectief
  3. Alwetende verteller/wisselend perspectief

Slide 11 - Tekstslide

Ik-perspectief

Bij dit perspectief lijkt het alsof de ik-figuur al schrijvend verslag doet van de dingen die hij direct meemaakt of ooit beleefd heeft. Vooral bij dagboeken zie je dit vaak terug.


bijvoorbeeld:


"Ik loop op straat en zie voor mij op de grond een vreemd voorwerp liggen. Het is groen en het geeft de suggestie van beweging. Hoewel het maar een klein hoopje drilpudding lijkt, boezemt het me direct angst in. Ik durf er niet naar te kijken, maar kan mijn ogen niet afwenden. Ik moet. Het wil dat ik het zie."

Slide 12 - Tekstslide

Hij/zij-perspectief


Het verschil met het ik-perspectief is dat het verhaal in de hij/zij-vorm wordt beschreven.

Bijvoorbeeld:

"Hij staat daar, doodstil, aan de grond genageld. Het vreemde voorwerp dat voor hem op de grond ligt, lijkt hem volledig te hypnotiseren. Het gelei-achtige materiaal gloeit. Een vreemde straling lijkt doelgericht zijn weg te zoeken naar de ogen van starende jongen. Pieter beeft. Niet in staat zich te bewegen."

Slide 13 - Tekstslide

Wisselend perspectief
  • Je ziet de gebeurtenissen door de ogen van verschillende personages
  • Je ziet dezelfde gebeurtenissen vanuit verschillende invalshoeken
  • Kan gebruik worden gemaakt van de ik-vertelsituatie (meerdere ik-figuren, meervoudige ik-vertelsituatie) of van de personale vertelsituatie (meerdere hij- of zij-figuren, meervoudige personale vertelsituatie)

Slide 14 - Tekstslide

Wisselend perspectief
Hoofdstuk 1: Freke. Op de dag dat mijn zus verhuisde, trok ik in haar kamer.
Hoofdstuk 2: Milan. "Milan, wat hoor ik?!' Mijn moeder gilde beneden aan de trap. 'Geen ballen in huis!'
Hoofdstuk 3: Freke. Ik sprong van mijn bed af en sloot het raam. Ik kon nooit lang naar dat joch kijken. Geschift was hij - altijd op dat veldje!
Hoofdstuk 4: Het was zes uur, te vroeg om op te staan. Van het tafeltje naast mij bed pak ik de nieuwe Voetbalweek. Ik zocht het geschreven portret. Wat zou ik antwoorden als ze mij over een paar jaar vroegen voor de rubriek?    (Uit: Schaduwspits, Corien Botman).

Slide 15 - Tekstslide

Wie is de hoofdpersoon in jouw leesboek?

Slide 16 - Open vraag

Welke perspectief wordt er in jouw boek gebruikt?
Ik-perspectief
hij/zij perspectief
wisselend perspectief

Slide 17 - Poll

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wie is de hoofdpersoon in het verhaal 'Pas goed op de jas'?

Slide 22 - Open vraag

Schrijf twee namen op van bijfiguren in het verhaal.

Slide 23 - Open vraag

Welke twee verschillende gevoelens heeft de hoofdpersoon over de plek waar hij woont
na de verhuizing?

Slide 24 - Open vraag

Wat is in het verhaal 'Pas goed op de jas' de opdracht van de hoofdpersoon?

Slide 25 - Open vraag

Is er in een verhaal altijd maar één hoofdpersoon? Leg je antwoord uit.

Slide 26 - Open vraag

Aan de slag
  • Ga verder met het huiswerk van Spelling meervouden en verkleinwoorden.
  • Maak Fictie paragraaf 2 - Personages en perspectief

Slide 27 - Tekstslide