6-7 Sprechen-Grammatik B-Voorbereiding toetsweek

Tiere (K4)
Grammatik, Vorbereitung Toetsweek 
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Tiere (K4)
Grammatik, Vorbereitung Toetsweek 

Slide 1 - Tekstslide

Planung
10 Minuten lesen 
Logo!
Grammtik 
Sprechen 
Vorbereitung Testwoche

Slide 2 - Tekstslide

10 Minuten lesen 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Überprüfung Hausaufgaben
Leren: In deze les moet je alle woorden van B Wortschatz kunnen (je moet ze dus ook kunnen spellen en het lidwoord kennen) 
Seite 132

Slide 5 - Tekstslide

Het werkwoord in de tegenwoordige tijd
FEESTTENTEN-REGEL

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdregel (feesttenten)
FE-
ich
spiele
du
spielst
er / sie / es
spielt
wir
spielen
ihr
spielt
sie / Sie
spielen

Slide 7 - Tekstslide

Hoe kun je de stam van het werkwoord vinden?

Slide 8 - Open vraag

Welke vorm van het werkwoord hoort bij het persoonlijk voornaamwoord?
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie
wohne
wohnen
wohnen
wohnst
wohnt
wohnt

Slide 9 - Sleepvraag

Ich (wohnen) in Pekela.
A
wohnen
B
wohne
C
wohnst
D
wohnt

Slide 10 - Quizvraag

Wir (spielen) gerne im Garten.
A
spiele
B
spielst
C
spielt
D
spielen

Slide 11 - Quizvraag

Ihr (kaufen) gerne Schokolade.
A
kaufe
B
kaufst
C
kauft
D
kaufen

Slide 12 - Quizvraag

Wann besuch_____ ihr den Zoo?

Slide 13 - Open vraag

Leg de (fe)esttenten-regel uit

Slide 14 - Open vraag

Soms eindigt de stam van een werkwoord op een -d of -t zoals bij het werkwoord reden of antworten. Wat doe je dan?

Slide 15 - Open vraag

Er (antworten) auf die Frage.
A
antwortest
B
antwortet

Slide 16 - Quizvraag

Isabella (reiten) jeden Mittwoch.
A
reitet
B
reitest

Slide 17 - Quizvraag

Grammatik B

Slide 18 - Tekstslide

wat is een zwak werkwoord?
A
een werkwoord waarvan de klinkers in de verleden tijd niet veranderen
B
een werkwoord waarvan de klinkers in de verleden tijd wel veranderen

Slide 19 - Quizvraag

zwak werkwoord-voorbeelden in NL

Slide 20 - Woordweb

Wie mache ich den Partizip (voltooid deelwoord) bei einem schwachen Verb?
1 - ik zoek de stam. Hoe?
hele werkwoord min EN = stam
voorbeeld: stam van machen = mach
2 - Ik plak er "ge" aan het begin en een "t" aan het einde. NOOIT een "d"!



ge + stam + t

Slide 21 - Tekstslide

Wat gebeurt er bij werkwoorden met 't' of 'd' als laatste letter van de stam?
warten > stam is 'wart'. Dat betekent dat je in sommige gevallen een 'e' moet toevoegen.
(tegenwoordige tijd: du arbeit-est; er arbeit-et; ihr arbeit-et)
voltooid deelwoord: ge-arbeit-e



ge + stam + et

Slide 22 - Tekstslide

Ausnahmen  - uitzonderingen!
telefonieren - stam:  telefonier  Partizip: telefoniert
studieren - stam: studier
reparieren - stam: reparier
trainieren - stam: trainier

Slide 23 - Tekstslide

NL werkwoorden die met be-/of ver- beginnen

Slide 24 - Woordweb

Wat is het voltooid deelwoord van de werkwoorden die jij hebt gevonden in het NL?

Slide 25 - Open vraag

bezoeken - bezocht
verkopen - verkocht
verzorgen - verzorgd
besuchen - besucht
verkaufen - verkauft
versorgen - versorgt

Slide 26 - Sleepvraag

Hoe wordt dus het voltooid deelwoord van een werkwoord gevormd dat met be- of ver- begint?

Slide 27 - Open vraag

starke Verben (unregelmäßig)
moet je gewoon leren
vaak hetzelfde als in het NL

Slide 28 - Tekstslide

ik heb gehoord
A
ich habe hört
B
ich habe gehört
C
ich habe gehören

Slide 29 - Quizvraag

jij hebt georganiseerd
A
du hat organisiert
B
du hast georganisiert
C
du hat georganisiert
D
du hast organisiert

Slide 30 - Quizvraag

Hij heeft Tom begroet.
A
Er hast Tom begrüßt.
B
Er hat Tom gegrüßt.
C
Er hat Tom begrüßt.
D
Er hat Tom begegrüßt.

Slide 31 - Quizvraag

Jij hebt te veel gepraat.
A
Du hat zu viel geredet.
B
Du hast zu viel geredt.
C
Du hat zu viel geredt.
D
Du hast zu viel geredet.

Slide 32 - Quizvraag

Heeft zij geantwoord?
A
Hat sie antwortet?
B
Hat sie geantwort?
C
Hat sie geantwortet?
D
Hast sie geantwortet?

Slide 33 - Quizvraag

wat gebeurt er met werkwoorden die op t of d eindigen? hoe vorm je het voltooid deelwoord?

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Tekstslide

Lies den Text und finde das Partizip (voltooid deelwoord) der Verben. Wähle aus.
Lieber Tom,
ich habe gestern die neue Schule besucht. Ich bin mit meiner Mutter da gewesen. Wir haben alle Klassenzimmer gesehen,  wir sind zum Chemielaboratorium gegangen: es hat viel Spaß gemacht! 
Aber am besten hat mir der Sportsaal gefallen!
Ich habe mit den anderen Mitschülern auch Fußball gespielt und wir haben getanzt.
Das war echt toll! Krasse!
Tschüß
Sabine

Slide 36 - Tekstslide

schreibe hier die Partizipien (voltooid deelwoord) op

Slide 37 - Open vraag

maken - gemaakt
zien - gezien
bezoeken - bezocht
dansen - gedanst
gehen - gegangen
machen - gemacht
sehen - gesehen
besuchen - besucht
tanzen - getanzt
gaan - gegaan

Slide 38 - Sleepvraag

Bearbeite die Aufgaben 23 - 28 
Heb je extra uitleg nodig? dan mag je blijven hangen voor een uitlegvideo. 

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Link

Toetsweek

  • Woordenschat Kapitel 4 
  • Feesttent-regel (Vervoeging van regelmatige werkwoorden)
  • Partizip (Voltooid deelwoord)
  • Sprachmittel Kapitel 4

Slide 41 - Tekstslide

Sprachmittel 

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Wiederholung Kapitel 4

Slide 45 - Tekstslide