Cursus 7-1: Spelling. Hoofdletters en leestekens

Welkom bij Nederlands
Pak je laptop en log in bij lessonup
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands
Pak je laptop en log in bij lessonup

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Afspraken herhalen
  • Theorie: Hoofdletters en leestekens
  • Opdracht maken

Slide 2 - Tekstslide

Onze afspraken
  • Tijdens de les is het rustig
  • We luisteren naar elkaar
  • We laten elkaar uitpraten

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert hoofdletters op de juiste manier gebruiken.
  • Je leert punten, uitroeptekens en vraagtekens op de juiste manier gebruiken.

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletters
Schrijf een hoofdletter:
  • aan het begin van elke zin
  • bij namen
  • bij woorden die van namen afgeleid zijn

Slide 5 - Tekstslide

Leestekens: punt

Een punt gebruik je bij gewone zinnen:


De winter begint op 21 december.
Het meisje rent door het bos.
Volgende week begint de vakantie.

Slide 6 - Tekstslide

Leestekens: vraagteken


Zet na een vraag een vraagteken.


Doe jij de deur even open?
Wil je ook wat drinken?
Hoe laat ben je vandaag vrij?

Slide 7 - Tekstslide

Leestekens: uitroepteken


Geef met een uitroepteken je zin extra nadruk.


Pas op voor die auto!

Houd nog toch eens een keertje je mond!

Te gek! We gaan op vakantie naar Thailand!

Slide 8 - Tekstslide

In welke zin is het leesteken het beste gebruikt?
A
Stop daar onmiddellijk mee.
B
Stop daar onmiddellijk mee?
C
Stop daar onmiddellijk mee!

Slide 9 - Quizvraag

In welke zin is het leesteken het beste gebruikt?
A
Hoe laat wil je eten.
B
Hoe laat wil je eten?
C
Hoe laat wil je eten!

Slide 10 - Quizvraag

In welke zin is het leesteken het beste gebruikt?
A
Volgende week heb ik een belangrijke wedstrijd.
B
Volgende week heb ik een belangrijke wedstrijd?
C
Volgende week heb ik een belangrijke wedstrijd!

Slide 11 - Quizvraag

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
In Frankrijk staat in Parijs de Eifeltoren.
B
In Frankrijk staat in Parijs de eifeltoren.
C
In Frankrijk staat in parijs de eifeltoren.

Slide 12 - Quizvraag

Waarom gebruik je hoofdletters en leestekens?
A
Om de tekst beter leesbaar te maken.
B
Om de tekst belangrijker te laten lijken.
C
Om de les plechtiger te laten lijken.

Slide 13 - Quizvraag

Hoofdletters en leestekens

Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
A
aan het begin van de zin
B
bij namen
C
namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken
D
bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid

Slide 14 - Quizvraag

Ik weet nu wanneer ik hoofdletters en leestekens moet gebruiken
A
100%
B
Ja, meestal
C
Het kan beter
D
Nou, ik twijfel nog steeds

Slide 15 - Quizvraag

Maken
Schrijf de tekst over. Zet hoofdletters, punten en leestekens op de goede plek. 
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Evalueren
Wanneer gebruik je hoofdletters?
Wanneer gebruik je punten?
Wanneer gebruik je uitroeptekens?
Wanneer gebruik je vraagtekens?

Slide 17 - Tekstslide