Het vragend voornaamwoord verwijst naar personen of dingen die ergens naar 'vragen'.
De vragende voornaamwoorden zijn: wie, wiens, wat, wat voor (een), welk en welke Meestal aan het begin van een vraag: Welk recept heb je gekozen? Let op: Hij vroeg welk recept je hebt gekozen.
Slide 3 - Tekstslide
Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)
Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon of een groep personen, zonder ze bij naam te noemen.
Vervang de persoonlijke voornaamwoorden door namen van personen als je het niet zeker weet. Kun je het niet vervangen door een naam, dan is het dus geen persoonlijk voornaamwoord!
Peter is morgen jarig. Hij wordt 34.
Slide 4 - Tekstslide
Bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw)
Het bezittelijk voornaamwoord staat bijna altijd voor een zelfstandig naamwoord. Het zelfstandig naamwoord is dan van iemand.
Dat is mijn jas. Let op: die jas is van mij Na het woordje 'van' is het weer een persoonlijk voornaamwoord.
Slide 5 - Tekstslide
Onbepaald voornaamwoord
Onbep. vnw=
Wijst iets of iemand aan, maar het is nog niet bepaald precies wie of wat.
Iemand, niemand, iedereen, men, menige, menigeen, iets, niets, alles, iedereen, ieder(e), elk, (een) zeker, het, wat, een of ander(e).
Slide 6 - Tekstslide
3 lastige gevallen
het woord 'je' is een onbepaald voornaamwoord als het 'men' betekent. (moeilijkheden kun je maar beter vermijden)
Het woord 'wat' is onbepaald als het 'iets' betekent. (Neem jij ook wat mee naar het feest?
Het woord 'het' is onbepaald als het tijd, weer of sfeer aangeeft. (Het is al laat, maar het is nog steeds gezellig)