SKL-les 1


LES 1


Deze les gaan we aan de slag met 
SPREKEN, KIJKEN EN LUISTEREN.


1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les


LES 1


Deze les gaan we aan de slag met 
SPREKEN, KIJKEN EN LUISTEREN.


Slide 1 - Tekstslide

SPREEKDOEL

Als je iemand iets vertelt, dan doe je dat met een bepaald doel. Je wilt iemand bijvoorbeeld informeren over iets, amuseren met iets, of overhalen om iets te doen. 








Slide 2 - Tekstslide

TAALGEBRUIK 
Het taalgebruik betekent de zinnen en woorden die je kiest voor je boodschap. Je hebt formeel en informeel taalgebruik.
  


Slide 3 - Tekstslide

Formeel taalgebruik
• Je spreekt de ander aan met u.
• Je gebruikt nette taal.
• Je bent netjes en beleefd. 
Informeel taalgebruik 

•Je en jou zeggen mag.
• Je mag vlotte taal gebruiken (spreektaal, straattaal, 
dialect).
• Grapjes maken mag!



Slide 4 - Tekstslide

STEMGEBRUIK


Dat is hoe je je stem gebruikt. Je kunt hard of zacht praten, vrolijk en enthousiast of zakelijk en rustig


Slide 5 - Tekstslide

Wat is formeel taalgebruik?
A
zakelijk, netjes en beleefd
B
losjes, relaxed en grappig
C
je zegt 'je' en 'jou'
D
je gebruikt straattaal

Slide 6 - Quizvraag

Met wie spreek je informeel?
A
met je baas
B
met je vrienden
C
met je ouders
D
met je docent

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het doel van een reclame over een energy-drankje?
A
je informeren over de ingrediënten
B
je amuseren met het smaakje
C
je overhalen het ook te kopen

Slide 8 - Quizvraag

Waarom kijken volwassenen naar het journaal?
A
voor het amusement
B
om zich te laten informeren
C
om ze over te halen iets te kopen

Slide 9 - Quizvraag

De presentator van het journaal praat meestal:
A
snel met een hoge stem
B
rustig en zakelijk met een lage stem
C
enthousiast met een harde stem

Slide 10 - Quizvraag

Onderwerpen en deelonderwerpen
Net als in teksten hebben televisieprogramma’s en films ook een onderwerp. In één of enkele woorden geeft dit aan waar een tekst, fragment of programma over gaat. Meestal kun je het onderwerp in één of enkele woorden zeggen. Gaat een tekst bijvoorbeeld over sport, dan kunnen in drie alinea’s hockey, voetbal en tafeltennis besproken worden. Dat zijn dan de deelonderwerpen.
 

Slide 11 - Tekstslide

Als je gaat samenvatten
Je maakt tijdens het kijken en luisteren naar een film of fragment aantekeningen. Zo doe je dat zo goed mogelijk:

1 Gebruik geen hele zinnen, schrijf steekwoorden op.
2 Laat af en toe een regel leeg, dan kun je later nog iets aanvullen.
3 Schrijf netjes, zodat je achteraf alles nog kunt lezen.
4 Werk je aantekeningen zo snel mogelijk uit, zodat je geen belangrijke zaken vergeet.





Slide 12 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van het filmpje?
En de deelonderwerpen?

Slide 13 - Tekstslide

Zelfstandig werken 
  • Log in op It's Learning.
  • Blok 4 Spreken, kijken en luisteren.
  • Ga verder met de opdrachten 4.16 Kijken en luisteren.
  • Je werkt zelfstandig.


timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

Hoe ging het vandaag?


Beantwoord de vraag uit de spinner.

Slide 15 - Tekstslide