V4_Duits_ Modalverben_mögen

Modalverb: mögen 
ich mag
du magst
er/sie/es mag
wir mögen
ihr mögt
sie/Sie mögen
mögen = mogen, leuk/lekker/aardig vinden, zin hebben in, houden van
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare school

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Modalverb: mögen 
ich mag
du magst
er/sie/es mag
wir mögen
ihr mögt
sie/Sie mögen
mögen = mogen, leuk/lekker/aardig vinden, zin hebben in, houden van

Slide 1 - Tekstslide

ik vind leuk, jij vindt leuk, hij/zij vindt leuk =
ich ......., du ........, er/sie ........

Slide 2 - Open vraag

wij vinden leuk, jullie vinden leuk, zij vinden leuk/u vindt leuk =
wir ......., ihr ........, sie/Sie ........

Slide 3 - Open vraag

Jij vindt piano spelen leuk - Du .......... Klavier spielen.
A
mögt
B
mag
C
magst
D
mögen

Slide 4 - Quizvraag

Vinden jullie zwemmen leuk - .......... ihr schwimmen?
A
mag
B
mögen
C
mögt
D
magst

Slide 5 - Quizvraag

Hij vindt ijs lekker - Er .............. Eis.
A
mögt
B
magst
C
mögen
D
mag

Slide 6 - Quizvraag

(houden van) Wir ................. einkaufen.

Slide 7 - Open vraag

(houden van) Die drei Kinder ................. ihre Mutter.

Slide 8 - Open vraag

(houden van) Er ................. die große Stadt nicht.

Slide 9 - Open vraag

(houden van) Ich ................. mit meiner Freundin essen gehen.

Slide 10 - Open vraag