Gerund or infinitive

Gerund or infinitive
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Gerund or infinitive

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Gerund
De gerund is een vorm van het werkwoord (stam + ing) die gebruikt wordt als zelfstandig naamwoord.
Deze wordt gebruikt:

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je de Gerund?
a Als onderwerp:   Swimming is fun
b Na voorzetsels (about, in, off, at, of, without, by, before):
   He left without paying
c Na bepaalde uitdrukkingen (it's no use, it's no good, can't help, can’t stand)
   It's no use arguing
d Na de werkwoorden:  give up, go on, mind, fancy, finish, quit, suggest.  
    I enjoy going to the seaside

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je gebruikt de gerund ook na werkwoorden zoals like, hate, enjoy, love, remember, prefer, start, continue, keep, begin en stop wanneer het gaat over iets wat iemand vaak (of niet langer meer) doet:
I like swimming.
Harriet enjoys reading.
We don't prefer kayaking over canoeing.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

to-infinitive
In alle andere gevallen gebruik je een zogeheten infinitief (to + hele werkwoord) na de genoemde werkwoorden like, hate, enjoy, love, remember, prefer, start, continue, keep, begin en stop:
I would love to swim.
He hates to tell you it won't happen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Remember

Als je na het werkwoord remember een gerund gebruikt, verwijs je naar het verleden. Gebruik je een infinitive, dan moet het nog gebeuren.
Remember fishing on the lake, those were good times!
Remember to walk the dog when you get home.






  I clearly remember telling him this. 
Ik herinner me nog duidelijk dat ik hem dit heb verteld.
 I must remember to phone him. 
Ik moet niet vergeten hem nog bellen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Link

Deze slide heeft geen instructies

She delayed ...
(get) out of bed.
A
to get
B
getting

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

He demanded ... (speak) to the manager.
A
to speak
B
speaking

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I offered ... (help).
A
to help
B
helping

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I miss ... (go) to the beach.
A
to go
B
going

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I'd hate ... (arrive) too late.
A
to arrive
B
arriving

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I chose ... (work) here.
A
to work
B
working

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

A Gerund is...
A
I'm afraid smoking isn't allowed.
B
I love smoking outside.
C
I was smoking a cigarette.
D
That girl is smoking hot!

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

This is going to be
A
easy
B
not so easy
C
not too difficult
D
difficult

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke werkwoorden moet je opletten? Noem er minimaal 3

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt je op aan deze zinnen?
  • Smoking is forbidden in the barbershop.
  • I look forward to seeing you next week.
  • Could you start doing your homework? 
  • That dress isn't worth buying.
  • He started running.


Slide 23 - Tekstslide

  • -ing staat achter sommige woorden
  • Vraag de leerlingen: Welk woord staat er voor? 
Gerund
Je gebruikt de '-ing vorm' als een soort zelfstandig naamwoord:

 1. Als het onderwerp van de zin.
Example: Biking in the mall is forbidden. 

2. Na voorzetsels. (kastwoorden)
Example: She's fond of cycling.

3. Na werkwoorden die zeggen hoe je iets vindt. (like, love, hate, enjoy, etc.)
Example: I love going to the movies. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Thanks for inviting me to the party!
A
Onderwerp
B
Werkwoorden (die zeggen hoe je iets vindt)
C
Voorzetsels

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Smoking is forbidden in this school.
A
Onderwerp
B
Werkwoorden (die zeggen hoe je iets vindt)
C
Voorzetsels

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


I enjoy spending time with you.
A
Onderwerp
B
Werkwoorden (die zeggen hoe je iets vindt)
C
Voorzetsels

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


It's worth trying to sell it.
A
Werkwoorden (begin, einde, doorgaan)
B
Uitdrukkingen
C
Andere werkwoorden

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


He put off seeing her.
A
Werkwoorden (begin, einde, doorgaan)
B
Uitdrukkingen
C
Andere werkwoorden

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


....(write) in English is easy.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


I love ... (go) out to restaurants.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I'm looking forward to ... (receive) your letter.

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

That make-up product isn't worth ... (buy)

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


My mother considers ... (leave) Rob.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


They suddenly stopped ... (run).

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies