Les2-GrondbeginselenRechtsstaat

Maatschappijleer vwo 4
Paragraaf 2 Grondbeginselen van de rechtsstaat
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Maatschappijleer vwo 4
Paragraaf 2 Grondbeginselen van de rechtsstaat

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma vandaag
Vragen?
Herhaling vorig les
Uitleg grondbeginselen Rechtsstaat
Quiz

Slide 2 - Tekstslide

Doel
Je kunt de vier grondbeginselen van de rechtsstaat in eigen woorden uitleggen.

Slide 3 - Tekstslide

Begrippenwiel

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Grondbeginselen rechtsstaat
Beginsel van grondrechten (grondwet) klassieke en sociale grondrechten (1983)
Soevereinitsbeginsel- en democratiebeginsel
Legaliteitsbeginsel
Trias politica

Slide 6 - Tekstslide

Moet de overheid garanderen
De overheid heeft een inspanningsverplichting
Vrijheid van meningsuiting
Recht op privacy
Recht op gelijke behandeling
Recht op werk
Recht op onderdak
Recht op gezondheidszorg
Recht op onderwijs

Slide 7 - Sleepvraag

Legaliteitsbeginsel
Strafbaarheid
Strafmaat
Ne-bis in idem regel


Slide 8 - Tekstslide

Democratiebeginsel
Soevereiniteitsbeginsel
Sociaal contract

Slide 9 - Tekstslide

Trias politica
Wetgevende macht
Uitvoerende macht
Rechterlijke macht
vb. muts

Slide 10 - Tekstslide

1:Wie heeft er in Nederland wetgevende macht?
A
Kabinet en parlement
B
Regering en parlement
C
Tweede Kamer en minister
D
Kabinet en regering

Slide 11 - Quizvraag

2: Wie heeft er geen wetgevende macht?
A
Rechter
B
Koning
C
Minister
D
Eerste Kamer

Slide 12 - Quizvraag

3:Wie heeft er uitvoerende macht?
A
Journalisten
B
Koning
C
Bedrijven
D
Ministers+ ambtenaren

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Link

4: In Hongarije heeft de regering...
A
Wetgevende en uitvoerende macht
B
Wetgevende macht
C
Alle drie de machten
D
Uitvoerende macht

Slide 15 - Quizvraag

5: Wie heeft er in Nederland rechterlijke macht?
A
Officier van justitie
B
Minister
C
Onafhankelijke rechters
D
Parlement

Slide 16 - Quizvraag

6: Het belangrijkste kenmerk van een democratie is
A
Dat de meerderheid beslist
B
Verkiezingen
C
Ook rekening houden met minderheden
D
Debat

Slide 17 - Quizvraag

7: De betekenis van soevereiniteit is:
A
Er is sprake van een democratie
B
Er zijn vrije verkiezingen
C
De staat luistert naar het parlement
D
De staat heeft de hoogste macht

Slide 18 - Quizvraag

8: Geen kenmerk van het legaliteitsbeginsel is
A
Vrije meningsuiting
B
Strafmaat
C
Strafbaarheid
D
Ne-bis-idem regel

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Link

9 Met welk beginsel staat dit voorstel op gespannen voet
A
Soevereiniteitsbeginsel
B
Legaliteitsbeginsel
C
Grondrechten
D
Trias Politica

Slide 21 - Quizvraag

10: Een voorbeeld van een klassiek grondrecht is
A
Het recht op privacy
B
Sociale zekerheid
C
Het recht op gezondheidszorg
D
Volksgezondheid

Slide 22 - Quizvraag

11: Een voorbeeld van een sociaal grondrecht is:
A
Bescherming werknemers
B
Recht op eigendom
C
Onaantastbaarheid van het lichaam
D
Recht op vrije meningsuiting

Slide 23 - Quizvraag

12: Een verschil tussen klassieke en sociale grondrechten is:
A
Klassiek zijn uit de vorige grondwet
B
Sociale zijn geen grondrechten
C
Klassiek moet de overheid garanderen
D
Inspanningsverplichting overheid

Slide 24 - Quizvraag

13: Wanneer zijn de sociale grondrechten toegevoegd aan onze grondwet?
A
2001
B
1983
C
1990
D
1981

Slide 25 - Quizvraag

14: Bij sociale grondrechten heeft de overheid een:
A
garantstelling
B
rechtsbescherming
C
inspanningsverplichting
D
keuzevrijheid

Slide 26 - Quizvraag