Year 1 11-4 Definitive

Welcome back!
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welcome back!

Slide 1 - Tekstslide

Order of the day
  • Lesson goals
  • Recap Unit 5
  • Group assignment

Slide 2 - Tekstslide

Aan het eind van deze les kun je zeggen dat je...
- De grammatica van Unit 5 beter kunt herkennen en kunt toepassen
- De woordjes van Unit 5 beter herkent en kunt gebruiken
- Jullie kennis van de grammar en de woordjes kunt gebruiken om in een groepsopdracht een compleet eindproduct te leveren
- (Bonus) Beter voorbereid je toetsweek in gaat

Slide 3 - Tekstslide

Verwachtingen
1. Je luistert naar mij
2. Als ik aan het woord ben, zijn jullie stil
3. Als ik je de beurt geef mag je praten en is de rest stil
4. Je werkt volgens mijn instructies en bent niet te luidruchtig, ook als je samen mag werken.
5. Als je niet werkt zoals ik verwacht zijn er maatregelen die ik aan zal houden (Van plaats wisselen, eruitsturen etc.) 



Slide 4 - Tekstslide

Unit 5 recap

Slide 5 - Tekstslide

What grammar have we learned this Unit?
  • Word order (Adverbs of place and time)
  •  Past simple
  • Past simple again

Slide 6 - Tekstslide

Word order
What weet je nog?

Slide 7 - Tekstslide

Word order of place and time
Meestal zet je plaats en tijd aan het eind van de zin, maar plaats gaat voor de tijd (to remember better: P is before T in the Alphabet)

Slide 8 - Tekstslide

Word order - place and time
In een Engelse zin komt een plaatsbepaling vóór een tijdsbepaling.

Plaats
Tijd
We can meet at the pool
at seven tonight.
Let’s meet in front of the hotel
at nine o’clock.

Slide 9 - Tekstslide

Als de tijd heel belangrijk is, kun je deze aan het begin van de zin zetten

Voorbeeld: Last night, we watched our favorite show on TV.
(Op je toets staat er of de tijd belangrijk is)

Slide 10 - Tekstslide

Put these sentences in the correct order
  1. take / photos / they / every Monday
  2. goes / every day / she / to school
  3. football / Eric / after school / plays
  4. is making / he / at the moment / breakfast
  5. to the club / the girls / go / on Saturdays(!)
  6. o'clock / school / at / 8 / starts
  7. Tuesday / the boys / their bikes / ride / every
timer
3:30

Slide 11 - Tekstslide

Let's check
  1. They take photos every Monday.
  2. She goes to school every day.
  3. Eric plays football after school.
  4. He is making breakfast at the moment.
  5. On Saturdays, the girls go to the club.
  6. School starts at 8 o'clock.
  7. The boys ride their bikes every Tuesday.

Slide 12 - Tekstslide

Any more questions?

Slide 13 - Tekstslide

Now with the past simple
Wat weet je nog?

Slide 14 - Tekstslide

Past Simple: Revision
PAST SIMPLE

Slide 15 - Tekstslide

Past Simple:

Wat is de regel van de past simple?
A
hele ww+ - (e)d of irregular verb
B
shit = hele ww+-s
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
have/has + voltooid deelwoord

Slide 16 - Quizvraag

Grammar: past simple
Regelmatige werkwoorden krijgen in de past simple -ed erachter. 
Let wel op de spellingsregels:
Hele ww
Regel
Voorbeeld
to walk
+ -ed
I walked
to carry
y > ie
you carried
to step
Kort, 1 klinker = Medeklinker x2
she stepped
to live
+ -d
they lived

Slide 17 - Tekstslide

Past simple: je maakt de past simple ontkennend met:
A
do not + hele werkwoord
B
did not + -ed/ onregelmatig
C
did not + hele werkwoord
D
do not + -ed/onregelmatig

Slide 18 - Quizvraag

Past simple
Past simple met to be.
+
-
?
I was there.
I wasn't there.
Was I there?
You were there.
You weren't there?
Were you there?
He / She / It was there.
He / She / It wasn't there.
Was he / she / it there?
We / You / They were there.
We / You / They weren't there.
Were we / you / they there?

Slide 19 - Tekstslide

PAST SIMPLE:
in welke zin wordt de past simple gebruikt?
A
I have lived in Purmerend for 13 years.
B
I was living in Purmerend.
C
I lived in Purmerend in 2010
D
I am living in Purmerend.

Slide 20 - Quizvraag

Finish the sentences with the words at the end
  1. I ______ your umbrella (not/to take)
  2. Jane ____ a film (to watch)
  3. ______ you _____ your Aunt last week? (to phone)
  4. John and Amy _______ about their issues (to talk)
  5. She _______ a lot of questions (to ask)
  6. When ______ you _____ this awesome shirt? (to design)
timer
2:00

Slide 21 - Tekstslide

Let's check
  1. I didn't take your umbrella.
  2. Jane watched a film.
  3. Did you phone your Aunt last week?
  4. John and Amy talked about their issues.
  5. She didn't ask a lot of questions.
  6. When did you design this awesome shirt?

Slide 22 - Tekstslide

Any more questions?

Slide 23 - Tekstslide

How many words do you know?
Schrijf in twee minuten zoveel mogelijk Engels woorden van heel Unit 5
timer
2:00

Slide 24 - Tekstslide

Group assignment
  • Schrijf een past simple short story
  • Onderwerp: Iets wat deze week gebeurd is
  • Can be funny, serious, weird, etc. (But not gross)
  • 10 zinnen
  • Minimaal 2 van elke vorm (+, -, ?) en markeer ze
  • In groepjes van 4-5

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Role Assignment
In groepjes van 4-5 krijgen jullie allemaal een nummer met rol aangewezen.
  1. The Writer - Schrijft her verhaal
  2. The Editor - Kijkt het werk van de schrijver na en past dingen aan als nodig
  3. The Illustrator - Maakt een kleine tekening over het verhaal
  4. The Presentator - Presenteert het gemaakte werk
  • Je brainstormed met heel je groepje over het verhaal, de schrijver beslist niet alleen

Slide 27 - Tekstslide

Group assignment
  • Schrijf een past simple short story
  • Onderwerp: Iets wat deze week gebeurd is
  • Can be funny, serious, weird, etc. (But not gross)
  • 10 zinnen
  • Minimaal 2 van elke vorm (+, -, ?) en markeer ze
  • In groepjes van 4-5
timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

We gaan nu presenteren
Als je niet presenteert kun je gekozen worden om feedback te geven over de presentatie/het verhaal

Slide 29 - Tekstslide