Algemene geneesmiddelenkennis les 1

Medische kennis
               Algemene Geneesmiddelenkennis                                       

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Anatomie Fysiologie PathologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Medische kennis
               Algemene Geneesmiddelenkennis                                       

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geneesmiddelen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een geneesmiddel?
Wat weet je over geneesmiddelen: woordweb maken op bord

genezen, herstellen, voorkomen,
verbeteren, wijzigen van het functioneren van organen bij de mens,
stellen van een diagnose

Geneesmiddelen
Geneesmiddelenwet:  Geneesmiddelen zijn stoffen die bestemd zijn om ziekten te genezen of te voorkomen
  • Herstellen/verbeteren/wijzigen van orgaan functioneren
  • Hulp bij stellen van medische diagnose

Register Verpakte Geneesmiddelen (RVG) of het Europese Register (EU) -->  toelatingsnummer (toestemming van de (europese) overheid
  • Medicijn moet werkzaam zijn bij bepaalde ziekte
  • Medicijn is in aanbevolen dosering niet schadelijk

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkrijgbaarheid
  1. UR-middelen: Uitsluitend Recept geneesmiddelen

  2. UA-middelen: Uitsluitend Apotheek geneesmiddelen

  3. UAD-middelen: Uitsluitend Apotheek en Drogist geneesmiddelen

  4. AV-middelen: Algemeen verkrijgbare geneesmiddelen (OTC)

Slide 4 - Tekstslide

UR --> uitsluitend voorgeschreven door een arts op recept
AU-middelen --> minder problemen oplevert

Over The Counter ( OTC) zelfzorgmiddelen
Naamgeving
Een medicijn heeft 3 verschillende namen:
  1. Chemische naam: van de chemische stof
  2. Stofnaam/generieke naam: internationaal bekende naam
  3. Merknaam: specialiténaam, 'fantasienaam'


Slide 5 - Tekstslide



Paracetamol is sinds 1893 internationaal op de markt. Het is zonder recept verkrijgbaar onder de merknamen Daro paracetamol vloeibaar voor kinderen, Kinderparacetamol, Panadol, Pinex, Sinaspril-Paracetamol en het merkloze Paracetamol 

Slide 6 - Tekstslide

stofnaam wordt altijd in het klein beschreven
Merk- en stofnaam
  • De huisartsen in Nederland schrijven zo veel mogelijk voor op stofnaam (generieke naam). (preferentiebeleid)

  • Bij een medische noodzaak voor een spécialité schrijft de arts mn op het recept. 

Slide 7 - Tekstslide

Soms worden de prijzen van medicijnen kunstmatig hoog gehouden. Daardoor wordt zorg steeds duurder. Uiteindelijk zorgen duurdere medicijnen voor een hogere premie. Er is een manier bedacht om die prijzen omlaag te krijgen: het preferentiebeleid.

Slide 8 - Link

Ga naar 
https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/

Zoek van de naaste 6 geneesmiddelen (merknamen) de generieke naam op en wat voor soort geneesmiddel het is
  • Losec
  • Primperan
  • Microlax
  • Selektine
  • Sintrom
  • Theolair

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem een aantal wijzen waarop je een medicijn kan toedienen?
timer
1:00

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toedieningswijzen
A .Systemische toediening:
  • Enteraal (oraal, rectaal, sublinguaal)
  • Parenteraal (transdermaal, injectie)

B. Lokale toediening:
  • Lokaal (oog-/oor druppels,  inhalatie, dermaal/cutaan)

Slide 13 - Tekstslide

Systemisch=via de bloedsomloop

enteraal=via maag-/darmstelsel

parenteraal=buiten maag-/darmstelsel om

Lokaal is directe toediening
Geneesmiddelen
Toedieningswegen en toedieningsvormen
  • Oraal: Tabletten, dragees, capsules, sublinguaal, drankjes, druppels
  • Rectaal: Zetpil (suppositorium), klysma
  • Cutaan: Crèmes, zalven, pleisters, gels
  • Slijmvliezen: Spoeling, druppels sprays, crèmes, tabletten
  • Longen: Spray, druppels, inhalatiespray (aerosolen), poederinhalator, inhalatievloeistof
  • Parenteraal: Intraveneus, intramusculair, subcutaan, pleister

Slide 14 - Tekstslide

Voor- en nadelen?

Nadeel van gm in drank: er kan snel bacteriegroei ontstaan (bederf)
Om te onthouden!
Oto = Oor
Ocul(o) = Oog
Rhino = Neus
Guttae = druppels

Wat betekent 'oculoguttae' en  dan?

Slide 15 - Tekstslide

En otoguttae?
En rhinoguttae?
En rhinospray?

Waar let je op bij het toedienen van oogdruppels?
Verschil oogdruppels/oogzalf
Oogdruppels (oculoguttae): Let op hygiëne!
  • Raak druppelaar nooit aan met je handen
  • Één maand houdbaar na openen
  • Houdt traanbuis één minuut dicht

Oogzalf (oculentum): Als sliertje in onderste ooglid
  • Patiënt laten knipperen!
  • Wazig zien -> vooral 's nachts gebruiken

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandelingsmethoden
  1. Causale behandeling: Bestrijdt oorzaak van ziekte (bijv. infectie)
  2. Symptomatische behandeling: Bestrijdt alleen klachten of ziekteverschijnselen (bijv. palliatieve behandeling)
  3. Substitutiebehandeling: Vult stoffen aan die het lichaam niet zelf (meer) maakt (bijv. insuline/vitamines/ijzer)
  4. Preventieve/profylactische behandeling: Voorkomt ziekten (bijv. griep)
  5. Diagnostisch gebruik: Vaststellen aard van aandoening (bijv. laxeermiddel bij endoscopie)

Slide 17 - Tekstslide

Palliatieve behandeling is gericht op het verlichten van het lijden van een mens, niet op de genezing (vaak bij mensen die gaan overlijden en bij wie er geen kans op genezing meer is)
Afkorting achter medicatie
  • EC:  Enteric-coated tabletten
      = Tabletten met een speciaal jasje waardoor ze niet in de maag uit een  
          vallen maar pas in de dunne darm

  • SR:  Slow release Retard tabletten.
      = De werking wordt geleidelijk en langzamer afgestaan

Slide 18 - Tekstslide

Voordeel EC: geen maagwandirritatie

Voordeel SR: bij werking medicatie met korte werkingsduur
Na inname wat gebeurt er dan?
Farmacokinetiek: Datgene wat er in het lichaam met een geneesmiddel gebeurt.
  • Absorptie: Opname van werkzame stof in bloedbaan
  • Distributie: Verdeling van werkzame stof door lichaam
  • Metabolisme: Omzetting door het lichaam.
  • Eliminatie/Excretie: 
    Uitscheiding van werkzame stof
     via urine (nieren) en ontlasting
     (lever en darmen)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De farmacokinetiek

  • Wat doet ons lichaam nu met ons medicijn?

Excretie=elaminatie

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Risico's van medicijnen
Het gebruiken van medicijnen kan risico’s met zich meebrengen. Zoals:

  • bijwerkingen
  • cumulatie (ophoping) 
  • Interactie of wisselwerking
  • verslaving
  • gewenning

Slide 21 - Tekstslide

Cumulatie: 
Wanneer een middel wordt ingenomen voordat de vorige dosis voldoende is afgebroken, kan er ophoping (cumulatie) plaatsvinden
Wat is de definitie van geneesmiddelen?
A
Stoffen die bestemd zijn om ziekten te verspreiden
B
Stoffen die bestemd zijn om ziekten te veroorzaken
C
Stoffen die bestemd zijn om ziekten te genezen of te voorkomen
D
Stoffen die bestemd zijn om ziekten te negeren

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen oogdruppels en oogzalf?
A
Oogdruppels zijn hygiënisch, één week houdbaar na openen en houden de traanbuis één minuut open. Oogzalf wordt in het bovenste ooglid aangebracht en wordt vooral overdag gebruikt vanwege wazig zien.
B
Oogdruppels zijn hygiënisch, één maand houdbaar na openen en houden de traanbuis één minuut dicht. Oogzalf wordt als sliertje in het onderste ooglid aangebracht en wordt vooral 's nachts gebruikt vanwege wazig zien.
C
Oogdruppels zijn hygiënisch, één maand houdbaar na openen en houden de traanbuis één minuut open. Oogzalf wordt als sliertje in het bovenste ooglid aangebracht en wordt vooral 's nachts gebruikt vanwege wazig zien.
D
Oogdruppels zijn niet hygiënisch, één maand houdbaar na openen en houden de traanbuis één minuut open. Oogzalf wordt als druppels in het oog aangebracht en wordt vooral overdag gebruikt vanwege wazig zien.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent als dit bij een geneesmiddel staat?
A
Dat het om de merknaam van een geneesmiddel gaat
B
Dat het om de stofnaam van een medicijn gaat
C
Dat het medicijn uitsluitend op recept verkrijgbaar is
D
Dat het medicijn bij apotheken en drogisten verkrijgbaar is

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'UA-middelen'?
A
Uitsluitend Apotheek en Drogist geneesmiddelen
B
Uitsluitend Apotheek geneesmiddelen
C
Uitsluitend Recept geneesmiddelen
D
Algemeen verkrijgbare geneesmiddelen

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als er antibiotica word voorgeschreven bij een infectie, om wat voor behandeling gaat het dan?
A
Causale behandeling
B
Preventieve behandeling
C
Substitutiebehandeling
D
Symptomatische behandeling

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen gewenning en verslaving?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies