kies 1; thema 6 geld les 2 lenen en schulden

• Burgerschap
• burgerschaponderwijs
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2-4

herhaling les 1

doelen;

• je weet wat sparen is
• je weet wat een budgetplan is

Bekijk de volgende video

Wat is een budgetplan?

1. een plan waarin je bijhoud wat je uitgeeft
2. een plan waarin je bijhoud wat je binnenkrijgt
3. een plan waarin je nadenkt wat je wil kopen
4. een plan waarin je bijhoud wat je binnenkrijgt en uitgeeft

Wat betekent sparen?

1. Geld direct uitgeven
2. Geld investeren in het casino
3. Geld achterhouden voor later
4. Geld pinnen uit een pinautomaat

Waarom is sparen belangrijk?

1. Zodat je wat lekkers kan halen in de supermarkt
2. Omdat het verplicht is
3. Zodat je eerder kan stoppen met werken
4. Zodat je geld hebt als je onverwachte uitgaven hebt

Om te kunnen sparen moet je aan het einde van de maand geld overhouden.

Deze uitspraak is ...

1. Juist
2. Onjuist

spaar jij ook?

1. Nee, ik geef iedere maand (bijna) alles uit.
2. Ik spaar een deel, de rest geef ik uit.
3. Ik spaar bijna alles.

Les 2 Lenen en schuld

In deze les leer je:

• wat rente is
• wat schuld is
• welke gevolgen een schuld kan hebben

Lezen en maken

We lezen samen blz. 172

Je maakt daarna opdracht 1

We kijken de opdracht na

Geld lenen

Sommige mensen lenen geld als ze iets willen kopen. 

Lenen betekent dat je het bedrag later weer moet terug betalen. 

Je hebt dan een schuld.

manieren van geld lenen:

1. lenen van een bekende 
2. lenen van de bank 
   
3. kopen met creditcard of achteraf betalen

Geld lenen bij een bekende

• vaak familie of vrienden 
• willen je wel helpen
• je geeft later het zelfde bedrag weer terug

Geld lenen bij de bank

• lenen bij een bank (=bedrijf)
• je maakt een contract
• je betaald rente (extra geld)

Je betaalt dus meer geld dan je hebt geleend!

kopen met creditcard of achteraf betalen

• lenen bij een bedrijf of winkel 
  
• je mag iets later het zelfde bedrag betalen
• als je te lang wacht betaal je heel veel rente

Lezen en maken

We lezen samen blz. 175

Je maakt daarna opdracht 2

We kijken de opdracht na

Wat betekent: lenen?

1. iets meenemen
2. iets gebruiken en weer teruggeven
3. iets opeten
4. iets teruggeven

Geld uitlenen. Wat vind je daar van?

1. Dom! Je weet nooit of je het terugkrijgt.
2. Waarom niet? Ik leen wel eens geld uit en ik leen ook van anderen.
3. Ik leen alleen geld uit als ik zeker weet dat ik het terugkrijg.

Bij een bank kun je geld lenen en ........

1. je betaald het terug als je weer geld over hebt
2. je betaald elke maand een beetje terug
3. je betaald elke maand een beetje terug, plus rente

Geld lenen kan gevaarlijk zijn, omdat je niet weet 

of je de schuld wel kan terugbetalen.

1. eens
2. oneens

Als je een lening hebt dan heb je een schuld.

Wat is een schuld?

1. Rente
2. Een aankoop die je kunt doen
3. Het geld dat je moet terugbetalen
4. Een jaar

wat is rente?

1. terugbetalen wat je geleend hebt
2. meer terugbetalen dan dat je geleende hebt
3. dat je in de schulden staat

Maken

Je maakt samen opdracht 3

We kijken wat jullie gemaakt hebben

www.rijksoverheid.nl