Het sonnet - de kenmerken

Lesdoelen

Jullie kunnen de kenmerken van een sonnet benoemen
Jullie kunnen verklaren waarom een gedicht een sonnet is
Jullie kunnen de volta in een sonnet aanwijzen 
Jullie kunnen de volta in een sonnet interpreteren
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen

Jullie kunnen de kenmerken van een sonnet benoemen
Jullie kunnen verklaren waarom een gedicht een sonnet is
Jullie kunnen de volta in een sonnet aanwijzen 
Jullie kunnen de volta in een sonnet interpreteren

Slide 1 - Tekstslide

'Liedje'
Om zeven uur de wekker
nog tien minuten snoozen
vijf keer godverdomme roepen
en dan maar eens gaan douchen.

Snel ontbijten in de trein
alle mensen strak in lijn
omdat praktisch iedereen
om negen o pkantoor moet zijn.

Koffie drinken, overleggen
zo nu en dan iets nuttigs zeggen
klantje bellen, koffie drinken.

Af en toe een akkefietje
om  vijf uur weer naar huis teruggaan
en morgen weer hetzelfde liedje.
Liedje

Om zeven uur de wekker 
nog tien minuten snoozen 
vijf keer godverdomme roepen 
en dan maar eens gaan douchen. 
 
Snel ontbijten in de trein 
alle mensen strak in lijn 
omdat praktisch iedereen 
om negen opkantoor moet zijn. 
 
Koffie drinken, overleggen 
zo nu en dan iets nuttigs zeggen 
klantje bellen, koffie drinken. 
 
Af en toe een akkefietje 
om  vijf uur weer naar huis teruggaan 
en morgen weer hetzelfde liedje.
Volta/chute
De eerste twee kwatrijnen behandelen het begin van de dag, voordat de persoon op kantoor is. Na het octaaf wordt de werkdag besproken. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een sonnet?
Een versvorm met een vaste vorm:
  • 14 regels
  • Twee kwatrijnen (= 1 octaaf) en twee terzetten (= 1 sextet)
  • Witregel na octaaf

Inhoudelijk kenmerk: (meestal) na de octaaf een volta (wending, chute)

Traditionele rijmschema bij een sonnet is = abba abba cdc dcd

Slide 3 - Tekstslide

Martinus Nijhoff - De moeder de vrouw (1934)


Ik ging naar Bommel om de brug te zien
Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden
die elkaar vroeger schenen te vermijden,
worden weer buren. Een minuut of tien
dat ik daar lag, in 't gras, mijn thee gedronken,
mijn hoofd vol van het landschap, wijd en zijd - 
laat mij daar midden uit oneindigheid
een stem vernemen dat mijn oren klonken.

Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer
kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren.
Zij was alleen aan dek, zij stond bij 't roer
eb wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren.
O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer.
Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren. 

Slide 4 - Tekstslide

Waar gaat dit gedicht volgens jou over?

Slide 5 - Open vraag

Martinus Nijhoff - de moeder de vrouw (1934)

  • Gebaseerd op twee verhalen van Hans Philips
  • Martinus Nijhoffbrug
  • Thema Boekenweek 2019

Slide 6 - Tekstslide

Welk rijmschema komt voor in dit gedicht?
A
Slagrijm
B
Gepaard rijm
C
Omarmend rijm
D
Gekruist rijm

Slide 7 - Quizvraag

Martinus Nijhoff - De moeder de vrouw (1934)


Ik ging naar Bommel om de brug te zien A
Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden B
die elkaar vroeger schenen te vermijden, B
worden weer buren. Een minuut of tien A
dat ik daar lag, in 't gras, mijn thee gedronken, C
mijn hoofd vol van het landschap, wijd en zijd - D
laat mij daar midden uit oneindigheid D
een stem vernemen dat mijn oren klonken C

Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer E
kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren .F
Zij was alleen aan dek, zij stond bij 't roer E
eb wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren. F
O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer. E
Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren. F

Slide 8 - Tekstslide

Hoe herken je dat dit een sonnet is?

Slide 9 - Open vraag

Hoe verhouden het octaaf en het terzet zich tot elkaar?

Slide 10 - Open vraag

Waarom is het rijmschema zo passend bij dit gedicht?

Slide 11 - Open vraag

Noem een voorbeeld van alliteratie in het gedicht

Slide 12 - Open vraag

Noem een voorbeeld van een enjambement in dit gedicht

Slide 13 - Open vraag