Toets H2 Bevolking en Cultuur Havo

PW H2 formatief (weging 0x)
  • Welkom
  • Je gaat het komende lesuur aan de slag met het proefwerk  van hoofdstuk 2: Bevolking en Cultuur
  • Je krijgt hier 40 minuten voor 
  •  Ik adviseer om de toets op je laptop te maken als dat mogelijk is!
  • Als de 40 minuten voorbij zijn stopt de toets, hij slaat op waar je bent gebleven
  • Druk uiteindelijk op inleveren als je klaar bent
  • Succes :) 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

PW H2 formatief (weging 0x)
  • Welkom
  • Je gaat het komende lesuur aan de slag met het proefwerk  van hoofdstuk 2: Bevolking en Cultuur
  • Je krijgt hier 40 minuten voor 
  •  Ik adviseer om de toets op je laptop te maken als dat mogelijk is!
  • Als de 40 minuten voorbij zijn stopt de toets, hij slaat op waar je bent gebleven
  • Druk uiteindelijk op inleveren als je klaar bent
  • Succes :) 

Slide 1 - Tekstslide

Vraag 1
Welke begrippen horen bij de omschrijvingen?
  1. De Amerikaanse cultuur dringt door tot alle andere culturen
  2. Iemand die zijn land verlaat en zich in een ander land vestigt.
  3. Als elementen uit verschillende culturen door elkaar worden gebruikt en worden aangepast
  4. Iemand die verhuist om in een ander land te gaan werken

Slide 2 - Tekstslide

1. Zie vorige slide. Welke begrippen horen bij de omschrijvingen? Doe het als volgt:
1. =
2. =

Slide 3 - Open vraag

2. In arme landen zijn de gezinnen groot. Geef daarvoor drie redenen.

Slide 4 - Open vraag

3. Sleep naar elkaar wat bij elkaar hoort
Emigratie 
Immigratie
Sociale bevolkingsgroei
Natuurlijke bevolkingsgroei
Er worden meer kinderen geboren dan dat er mensen
sterven, daardoor groeit de bevolking. 
De bevolkingsgroei door migratie
Een land binnenkomen om er te gaan wonen
Je land verlaten om in een ander land te gaan wonen.

Slide 5 - Sleepvraag

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 4
Bekijk figuur 1 op de vorige slide. Vul de zinnen aan met het juiste woord, kies uit: bevolkingsdichtheid – bevolkingsspreiding – hoog – laag.
  1. In Australië is de <1> ongelijkmatig.
  2. In Australië is de <2> aan de oostkust <3>.
  3. In Australië is de <4> in het noorden <5>.
  4. Er zijn grote verschillen in <6> in Australië.

Slide 7 - Tekstslide

4.
1 In Australië is de <1> ongelijkmatig.
2 In Australië is de <2> aan de oostkust <3>.
3 In Australië is de <4> in het noorden <5>.
4 Er zijn grote verschillen in <6> in Australië.

Slide 8 - Open vraag

5. Beoordeel of de stellingen juist of onjuist zijn.
1 De wereldbevolking groeit nog steeds.
2 Er wonen nu al meer dan 9 miljard mensen op aarde.
3 De wereldbevolking groeit niet zo snel als 10 jaar geleden

Slide 9 - Open vraag

6. Bekijk figuur 3. Zijn de uitspraken juist of onjuist? Sleep de uitspraken in het juiste hokje.
Juist
Onjuist
In arme landen is de onderkant van de bevolkingsgrafiek breder dan bij rijke landen. 
De bevolking van arme landen neemt af.
In rijke landen zijn de staven van 60 jaar en ouder breder/langer.
Aan een bevolkingsgrafiek kun je goed zien of er veel of weinig migratie is in een land.

Slide 10 - Sleepvraag

7. In dit land rijdt men links omdat het een Engelse kolonie is geweest; er zijn veel hindoes en men eet veel rijst. Welk land is dit?
A
India
B
Indonesië
C
NIeuw-Zeeland
D
China

Slide 11 - Quizvraag

8. In dit land bidden ze vijf keer per dag en lezen ze hun heilige boek in het Arabisch. Daarom hoort het land bij het ...
A
Arabische cultuurgebied.
B
cultuurgebied van Oost-, Zuid- en Zuidoost-Azië.
C
islamitische cultuurgebied.
D
westerse cultuurgebied

Slide 12 - Quizvraag

9. Over welk cultuurgebied gaat het volgende stukje tekst?
A
hindoeïstische cultuurgebied
B
oosters-orthodoxe cultuurgebied
C
Afrikaanse cultuurgebied
D
westerse cultuurgebied

Slide 13 - Quizvraag

Vraag 10
Bekijk de tabel hieronder met gegevens van Suriname en India. Niet alle gegevens zijn ingevuld. Welk getal moet er staan bij het cijfer 1 en welk bij het cijfer 2?

Slide 14 - Tekstslide

10. Bekijk de tabel op de vorige slide met gegevens van Suriname en India. Niet alle gegevens zijn ingevuld. Welk getal moet er staan bij het cijfer 1 en welk bij het cijfer 2? Geef ook de berekening

Slide 15 - Open vraag

11. Welke woorden horen op de plaats van de cijfers 1 en 2?
In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw zijn veel mensen uit Marokko en Turkije naar Nederland gekomen. Deze mensen kwamen vooral om <1> redenen. Ook tegenwoordig komen er veel migranten uit die landen. Deze mensen komen vooral om <2> redenen.

Slide 16 - Open vraag

12. Welk begrip past bij elke omschrijving? Klik op het plaatje om in te zoomen. Maak combinaties: A - ..., B - ... enz.

Slide 17 - Open vraag

13. Bevolkingsdichtheid hangt sterk af van de bestaansmogelijkheden in een gebied. Leg uit hoe dit van toepassing is op gebieden langs rivieren.

Slide 18 - Open vraag

14. Sleep de 4 pushfactoren bij de goede redenen.
mensen hebben geen werk of leven in armoede. Ze willen graag werk met een beter inkomen. 
mensen ontvluchten de jarenlange droogte in hun gebied.
echtgenote en kinderen verlaten hun land om weer een gezin te vormen.
mensen vluchten voor oorlog of worden vervolgd en willen naar een veiliger gebied.
sociale
politieke
natuur-
lijke
econo-
mische

Slide 19 - Sleepvraag

15. Nederlandse gemeenten verwachten dat ze in de toekomst meer verpleeghuizen en woningen met een lift nodig hebben. Welk begrip hoort hierbij?

Slide 20 - Open vraag

16. Je ziet drie bevolkingsgrafieken van Nederland zonder jaartallen. Wat is de juiste chronologische volgorde van de grafieken X, Y en Z?

Slide 21 - Open vraag

17. Er zijn verschillende nieuwe Nederlanders. Maak de juiste combinaties.  

Marokko
Polen
Suriname
Mijn vader kwam hier als gastarbeider. Tegenwoordig noemen ze dat een arbeidsmigrant.
Ik kom uit hetzelfde cultuurgebied. Voor mijn werk is het belangrijk dat ik de Nederlandse taal leer spreken.
Tot 1975 was dit land een kolonie van Nederland

Slide 22 - Sleepvraag

18. In Thailand (Zuidoost-Azië) kun je Farm Chokchai bezoeken. Noem twee begrippen die bij deze foto passen.

Slide 23 - Open vraag